Humor (2)

Als je denkt: dit wordt grappig, valt het meestal tegen. Humor kun je niet aan zien komen. Juist niet. Humor overvalt je.

In 2001 zag ik John Kraaijkamp in De Huisbewaarder (The Caretaker) van Harold Pinter. Kraaijkamp was vooral bekend als komiek. En ik geef toe: zijn hoofd kon je ook moeilijk loskoppelen van de lach. Maar De Huisbewaarder is een serieus toneelstuk waarin weinig te lachen valt. Het stel achter me probeerde dat toch. Geleidelijk evolueerde hun geforceerde bulderlach tot een zwak gegrinnik. Na de pauze kwamen ze niet meer terug.

Fotocollectie Grand Foulard

Waarschijnlijk werd deze foto tussen eind 1939 en begin 1940* gemaakt. Het begin van de Tweede Wereldoorlog. Ondanks of misschien wel vanwege de roerige tijden was er behoefte aan humor.

Ook ik moest om de foto lachen. Eerst hardop, daarna werd het een glimlach. En nog steeds moet ik glimlachen als er ernaar kijk, ook al weet ik wat erop staat. Soms werkt humor ook als je weet wat je te wachten staat.

Eigenlijk moet je dat niet doen, analyseren waarom iets grappig is, maar ik doe het toch. Volgens mij schuilt de humor hier niet in het kind dat zich als een volwassene gedraagt. Kinderen met een pijp of sigaret in hun mond vind ik meestal juist niet grappig. Het ligt er te dik op, de enscenering. Nee, de humor schuilt in de moeder, of beter gezegd: in de interactie met haar kind. Want juist haar doodserieuze blik – mijn kind rookt pijp en leest de Match, nou en? – is hilarisch.

*De datering baseer ik op het logo van Match, met een kapitale T. Het weekblad, dat voornamelijk op sport gericht was, had kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een oplage van bijna anderhalf miljoen exemplaren en kostte twee francs. In juni 1940 stopte de uitgave. Drie jaar na beëindiging van de oorlog werd het tijdschrift weer uitgebracht, nu onder de naam Paris Match. Het logo kreeg een kapitale M en H. Het blad bestaat nog steeds, de oplage is met een miljoen afgenomen. Bij de datering ga ik ervanuit dat het tijdschrift niet jarenlang is bewaard en voor de foto tevoorschijn werd gehaald.

Coole kool

In het buitenland ga ik altijd even naar een kerkhof kijken. Vreemde gewoonte eigenlijk, thuis doe ik dat nooit. In Nederland is een bezoek aan het kerkhof een noodzakelijk kwaad; het gevolg van een tragisch verlies. In het buitenland loop ik over het kerkhof alsof het een park is. Ik lees er de grafschriften alsof het titels zijn van beeldhouwwerken, ik bereken er de leeftijd bij overlijden en probeer de doodsoorzaak te destilleren uit de poëtische regels die in de stenen zijn uitgehakt. Zijn graven een afspiegeling van iemands persoonlijkheid? Hield de man onder de steen van glanzend zwart marmer en gouden letters zelf ook van nep-chic, of heeft zijn weduwe dat bedacht? Was de vrouw met een graf vol tierlantijnen bij leven ook zo’n verzamelaar van kitsch? Hoort het sobere graf bij een opgeruimde geest, of is het een gevolg van de vrekkige nabestaanden? Waarschijnlijk zegt een graf maar weinig over de persoon die er in begraven ligt.

Op het kerkhof van Montparnasse ontdek ik het graf van Serge Gainsbourg. Het is een monument voor de fans geworden, vergelijkbaar met het graf van Jim Morrison op Père-Lachaise. De steen is bedolven onder bloemen, foto’s, metrokaartjes en pakjes sigaretten. Gainsbourg was een kettingroker, vandaar. Waar hij ook kwam, hij had altijd een attachékoffer vol pakjes Gauloises bij zich. Hij stierf dan ook aan een hartaanval: Fumer Tue. Er ligt ook een groene kool. Wie neemt er in hemelsnaam een groene kool mee naar het kerkhof? Voor zover ik weet was het niet zijn lievelings groente. Even googlen verklaart de kool: hij verwijst naar het album ‘L’Homme à tête de chou’ uit 1976. De man met het gezicht als een kool. Gainsbourg was niet zo enthousiast over zijn uiterlijk. Toch vonden veel mensen hem ‘très sexy et cool’. Zijn graf bewijst het.