New York Notes

Notities in woorden en beelden van New York, opgetekend in 2015 en 2016. Copyright Gert-Jan van den Bemd / Grand Foulard.

Gramercy Park, NYC, 2015

New York notes #1

Gramercy Park is afgezet. Er staan hoogwerkers met sterke lampen, camera’s op dollies, en een hele serie vrachtwagens met onderdelen voor licht, geluid en catering. En het barst er van de gewichtige mannen in driekwart kakibroeken met allerlei handige sleutelbossen aan brede riemen. Ze spreken allemaal in walkietalkies, maar niemand luistert naar hen.
En er is een agent. ‘Smolansky’ staat er op zijn naambordje. Een naam uit een politieserie op tv. Daarom denk ik in eerste instantie dat hij bij bij de crew hoort, dat hij een figurant is. Ook vanwege zijn broek. Die is te groot; uitgelubberd door de vele politie-figuranten voor hem, denk ik. Maar ik vergis me: Smolansky is een echte New York Police Officer. NYPD, yes Sir!
Smolansky houdt zich afzijdig van de opnamen. Hij regelt het verkeer. Dat wil zeggen: hij wappert zo nu en dan met zijn hand naar de auto’s die tussen de opnamen door verder mogen rijden, maar dat doen ze zonder zijn gebaar ook wel. Zijn aanwezigheid is dan ook volkomen overbodig. Zelf voelt hij dat niet zo. Of hij doet althans zijn best om dat niet te laten merken. Zijn mond staat strak onder zijn ondoordringbare politiebril en hij houdt zijn armen in een boogje van zijn romp, alsof hij last heeft van ontstoken oksels. Regelmatig maant hij de omstanders om van de weg af te blijven, maar de zware jongens in hun driekwart broeken sturen het publiek direct weer van de stoep, want dat is de set en daar mag je ab-so-luut niet op komen.
Het is een competitie in aandacht trekken, maar Smolansky maakt geen schijn van kans: mensen hebben nu eenmaal meer belangstelling voor de kopie dan het origineel waar zij zelf deel van uitmaken. Entertainment is de religie, de regisseur is God en na de laatste ‘cut!’ druipt ook Smolansky af.

Washington Square Park, NYC, 2015

New York notes #2

Op een bankje in Washington Square Park blijf je maar kijken, naar smaakvol, smaakloos, en – met dit weer – nauwelijks geklede voorbijgangers, naar getalenteerde en talentloze muzikanten en artiesten. Maar vandaag was er plotseling een extra bezienswaardigheid: tientallen mensen kwamen, volledig in het wit gekleed, rond een uur of vijf uit allerlei richtingen naar het centraal gelegen plein. Meestal met z’n tweeën, met klapstoelen en tafeltjes op een transportkarretje.
‘Een koor,’ zei iemand.
‘Ze gaan zo dansen,’ zei een ander.
‘Het is vast een flashmob.’
‘Nee, een sekte.’
‘Ze herdenken de dood van een vriendin, nu zes jaar geleden.’ Er werd gewezen naar een man met zes witte ballonnen in zijn hand. 
De witte stelletjes zochten elkaar op, maar communiceerden nauwelijks met elkaar. Alsof ze elkaar niet of juist heel goed kenden.
Die sekte leek me nog de beste suggestie.
Toen ontstond er opeens reuring. De man met de zes witte ballonnen kreeg een telefoontje. ‘Ja, we gaan,’ hijgde hij. ‘We hebben een ‘go’!’
De groep zette zich in beweging, als een bruidsluier achter de man aan, het park uit, in de richting van Sixth Avenue. Daar doken ze met z’n allen de metro in, op weg naar… ja, waar gingen ze eigenlijk heen?
‘Ik heb geen idee,’ zei een man met een wit hoedje. ‘We volgen de leider.’ Hij lachte zorgeloos. Blijkbaar gingen ze niet blindelings hun ondergang tegemoet.
‘Het is dee-neh’ ahn blahn,’ zei een vrouw in een soort trouwjurk.

Ze had het over ‘diner en blanc’, ’s werelds grootste pop-up picknick. Een Frans initiatief, voor het eerst in 1988 in Parijs gehouden. Het wordt inmiddels in 60 steden wereldwijd nagevolgd. De deelnemers brengen zelf hun eten, drinken, tafel en stoel mee. En gaan in het wit gekleed.
Dit jaar verzamelden zich 5.000 New Yorkers op 24 plaatsen in de stad. Na het startsignaal trok iedereen naar de geheimgehouden locatie: Pier 26 aan de Hudson.
Als je ze zo met z’n allen door de stad ziet trekken, begrijp je direct het succes van dee-neh’ ahn blahn: volgend jaar wil je ook bij deze witte lemmingen horen.

Wait for me, Madison Square Park, NYC, 2015

New York notes #3

Ik zag het pas toen ik opstond, het bordje van Richard en Marianne. Bordjes op banken zie je wel vaker – ze staan symbool voor een gulle gift: personen die het park een warm hart toedragen, doneren bij leven of na hun dood een bedrag en krijgen als beloning hun naam in een metalen plaatje gegraveerd – maar dat ‘wait for me’ vind ik verontrustend.
Voor wie is die tekst bedoeld? Voor Richard? Voor Marianne? Voor mij? En wie is die ‘me’ waarop gewacht moet worden? En waar moet dat wachten dan plaatsvinden? Vermoedelijk op dit bankje. Maar wanneer dan? En voor hoelang? Of is de tijd van het wachten al voorbij en staat de tekst daarom tussen aanhalingstekens?
Zitten Richard en Marianne al lang en breed op hun hemels bankje, te glimlachen om die neuroot op hun bankje in Madison Square Park? Ja, laat ik het daar maar op houden, want ik moet er niet aan denken dat ik met mijn rug de boodschap van Richard aan zijn geliefde Marianne heb afgedekt en zij nu radeloos door New York dwaalt.

Ice Cream, NYC, 2015
Woman in pink, NYC, 2015
Times Square, NYC, 2015

New York notes #4

Ze paraderen in een string en met gebodypainte borsten over Times Square. Mensen – eigenlijk alleen mannen – gaan met ze op de foto. Of ik ook wil.
‘Waar is het voor?’ vraag ik achterdochtig.
‘Free the nipple,’ zegt er een en ze wijst overbodig naar haar blauwe knopjes – haar borsten zijn beschilderd als de Amerikaanse vlag. Natuurlijk, wat anders?
‘Sorry?’
‘Free the nipple, herhaalt een ander. ‘We strijden voor het recht van vrouwen om net als mannen topless rond te lopen.’
Ik knik en kijk om me heen. Geen topless man te bekennen, ook al is het 34 graden Celsius.
‘Nipples zijn in de US verboden,’ zegt de eerste ernstig. ‘Naakte borsten vallen onder de censuur. We think that’s a shame.’
Ik knik instemmend maar blijf aarzelen.
De vrouwen beginnen op hun naaldhakken te wippen. Hun beschilderde borsten deinen gehoorzaam mee. Of ik nu nog op de foto wil, of niet, vragen ze ongedurig. Dan zie ik de bundel dollarbiljetten in hun handen. Voor de verf, denk ik meteen, maar het bevrijden van de nipple voelt plotseling minder als een goed doel.

Elizabeth Street Garden, NYC, 2015

New York notes #5


Als de drukte van de stad wat te veel wordt, zijn er de minuscule parkjes. Dat van Elizabeth Street (Nolita) is niet veel groter dan een flinke Nederlandse achtertuin, omgeven door een metershoog gazen hek, maar door de zuiltjes en stenen ornamenten wordt de illusie van een Romeinse giardino geschapen; een oase van rust waarin je kunt wegdutten of kunt kijken naar de tai chi-oefeningen van een oude baas, een ijverige baby die de inhoud van haar moeders handtas in het gras uitstalt, of een jong stelletje op een plaid.
In het trekken van aandacht wint het stelletje ruimschoots van de oude man en de baby. Het zijn mooie mensen. Hij heeft een hippe baard, zij geblondeerd haar dat begint uit te groeien, maar niet op een lelijke manier, en een hoed, een bolero, die haar erg goed staat. Ze eten. Dat wil zeggen: hij eet een broodje en zij kijkt toe. Na het eten zet ze haar hoed af en gaan ze op de plaid liggen, tegen elkaar aan, maar niet heel intiem.
Plotseling begint de man te huilen. De vrouw troost hem door met haar vingers in zijn hippe baard te kriebelen. Het werkt goed: hij lacht weer. Maar dan begint de vrouw te huilen. De man kriebelt niet door haar uitgegroeide haar, maar begint zelf ook weer te huilen. Na een tijdje stopt het huilen, vanzelf. De man gaat rechtop zitten en zet de bolero op. Ook hem staat de hoed goed. De vrouw gaat staan, de man gaat staan, ze vouwen de plaid op, de man zet de bolero op het zwart-blonde haar van de vrouw. Ze lopen weg. Samen.
Ik ben weer klaar voor de stad.

Laundry, NYC, 2015

New York notes #6

New Absolute Inc. Een volstrekt nietszeggende naam. Dat ‘new’ doet vermoeden dat er ook een ‘Old’ Absolute Inc. is of was. Het is een laundromat. Echt ‘new’ kun je de wasserette niet noemen: de tegelvloer is zwaar gehavend en aan het plafond hangen krakkemikkige webcams aan een wirwar van kale bedradingen. Maar de machines doen het allemaal. Voor de kenners: de wasmachines zijn van Dexter. Ik herken de Thoroughbred 300 double load, de 400 triple load en de 600 maxi load. De drogers zijn van Huebsch. Topkwaliteit.
Het is er ondanks de airco vochtig warm. Het krioelt er van de mensen die hun was komen doen. Overal sta ik in de weg.
De doe-het-zelvers staan zij aan zij met de Koreaanse medewerkers van New Absolute Inc., die zoveel bedrevener zijn in het sorteren en vouwen van het wasgoed. Zelfs de manier waarop zij de quarters in het gleufje van de machines werpen gaat zoveel soepeler. Ik kijk gefascineerd toe hoe zo’n jongen een kluwen slipjes en beha’s ontrafelt. Ze zijn van Ronda U. van East 23rd Street, lees ik op de sticker die de jongen op de vouwtafel heeft geplakt. Ronda U., denk ik. Zij is in ieder geval zo slim om de was te láten doen. Ze draagt geen setjes, zie ik: geen enkel slipje lijkt bij een beha te passen.
De sorteerjongen kijkt me aan en trekt vragend zijn wenkbrauwen op.
Ik kijk snel een andere kant op. Daarom duurt het bij mij zoveel langer: ik denk er te veel bij na.

Naked Cowboy, NYC, 2015
18 bucks, NYC, 2015

New York notes #7

In NY telt alleen het succes. Mensen die het tempo niet bij kunnen houden vallen genadeloos hard en belanden letterlijk op straat, in de goot. Ze zijn opvallend vaak jong. Op een stuk karton hebben ze hun boodschap geschreven. Soms is dat maar één woord: ‘Hungry’ of ‘Help!’, soms zijn het uitgebreide verhalen die je als voorbijganger niet zonder gêne kunt lezen.
Op één dag zie ik in twee verschillende wijken een zwangere vrouw op de stoep zitten. Beiden zijn zes maanden zwanger, beiden zijn door de verwekker in de steek gelaten.
De jongen op de foto zit op 5th Avenue. Hij komt nog achttien dollar tekort, dan kan hij naar huis. Regelmatig wordt er een dollar in zijn petje gegooid. Je zou denken dat hij vanavond of uiterlijk morgenochtend kan vertrekken. Maar hij zat hier drie dagen geleden ook al. En ook toen kwam hij achttien dollar tekort.
Je zou door zo’n waarneming cynisch kunnen worden. Je zou kunnen denken dat die jongen er over een jaar nog zal zitten, nog steeds met achttien dollar tekort, maar misschien heeft hij dan een nieuwe bedeltekst omdat de oude met het karton is versleten. Je zou zelfs de zwangerschap van die twee jonge meiden in twijfel kunnen trekken. Maar je zou ook kunnen concluderen dat sommige mensen altijd de bus naar huis zullen missen.

Ground Zero, NYC, 2015

New York notes #8

Ground Zero. Je zou willen dat het er doodstil is, maar dat is in NYC nu eenmaal onmogelijk. Het monument, ontworpen door Michael Arad, produceert een geluid dat nog het meest op stilte lijkt: een continu geraas van water dat over een stenen richel stroomt en meters lager in een bassin belandt. In dat bassin zit een vierkant gat, waarin het water opnieuw omlaag stort. De kracht van het monument zit in dat vierkant, of eigenlijk in iets in dat vierkant wat je niet kunt waarnemen: de bodem. Het lijkt alsof het water in een bodemloze put verdwijnt. Dat geeft een ongekend verdrietig gevoel, alsof alles tussen je vingers doorglipt en je er niets aan kunt doen.
Rond het bassin zijn bronzen platen aangebracht met de namen van de slachtoffers van de aanslagen van 26 februari 1993 en 11 september 2001. Ze zeggen me niets, maar ze roepen beelden op van mannen die in het weekend barbecueën en honkbal spelen met hun kinderen, van vrouwen die gehaast onderweg zijn, in mantelpakjes en op sneakers, met hun naaldhakken in hun handtas, van een kantoorklerk die heimelijk verliefd is op de koffiejuffrouw, kansloos want de koffiejuffrouw gaat binnenkort trouwen, van een vrouw die binnenkort gaat bevallen…
Het kost weinig moeite om bij het monument in tranen uit te barsten, om mee te huilen met het water dat in het vierkante gat verdwijnt. Niet alleen om al die namen, om al die abrupt beëindigde levens, maar vooral om onze onmacht om samen te leven.

Waverly Diner, NYC, 2015
Waverly Diner, NYC, 2015
Left Bank, West 14th Street, NYC, 2015
Waiting in Pink, NYC, 2015
Guardian Angle, NYC, 2015

New York notes #9

Op de kruising van Bleeker en Carmine Street houdt de politie een charmeoffensief. ‘Met het slechte imago van de ‘cops’ heeft het niks te maken,’ zegt een van de ‘officers’. ‘We doen dit elk jaar.’
Hij knikt naar de tafels met folders waar niemand naar omkijkt. Alle aandacht gaat uit naar de hotdogs die door de agenten worden gebarbecued. Iedereen die wil, mag in de rij gaan staan voor een gratis hotdog, een bakje fruit en een flesje water. Er staan lange tafels waaraan buurtbewoners en toevallige passanten gebroederlijk naast elkaar zitten. Het pr-event lijkt geslaagd. De bobo’s, waaronder NYC Congressman Jerrold Nadler, kijken tevreden toe.
Enige smet wordt gevormd door demonstranten die met hun spreekkoren ‘No more police!’ de muziek van de ingehuurde zanger / toetsenist overstemmen. Maar na een uurtje zijn hun stemmen schor en wordt het toch nog gezellig.

Achter een van de tafels staat Jose ‘Mumbles’ Colon. Hij is een held. Op 6 september 2014 redde hij twee jonge kinderen tijdens een schietincident op Coney Island.
Iemand werd door een kogel achter in het hoofd geraakt. Mumbles greep in een reflex de twee kinderen die precies in de vuurlijn liepen en sleurde ze van de straat.
Voor zijn moedige daad ontving hij een ‘Outstanding Service Award’ uit handen van de Director of Patrols en de President van Christopher Street Patrol van de Guardian Angels. Een stuk papier. Verder niets, ook geen medaille.
‘O ja, ook nog een bedankje van de moeder,’ mompelt Mumbles.
‘Damn right she did,’ zegt zijn collega met een grijns.

Unauthorized, NYC, 2015
Break, NYC, 2015
Taxi Dispatcher, NYC, 2015
Park, NYC, 2015
Taxi! NYC, 2015
American Girls, NYC, 2015
Library Lady, NYC, 2015
The New York Times, NYC, 2015
Books, NYC, 2015

New York notes #10

Als fervent boekenliefhebber loop ik stad en land af voor een zeldzame eerste druk. Vandaag ook weer: zeven mijl naar de Westsider Books op 2246 Broadway. Tevergeefs. Niet dat ze geen eerste drukken hadden – je struikelt er letterlijk over – maar niet van mijn favoriete schrijfster Patricia Highsmith.
De eigenaresse is heel behulpzaam, maar ook zij kan niets ontdekken. We maken een praatje, over de teloorgang van het papieren boek en daarmee van winkeltjes zoals het hare.
‘Mensen reizen niet meer,’ zegt ze. Ik kan haar even niet volgen, maar ze heeft gelijk: lezen is net reizen. Maar ze bedoelt het ook letterlijk: ‘Vlakbij mijn huis staat een hotel,’ gaat ze verder. ‘De hele dag hangen daar jongeren rond. De stad gaan ze nauwelijks in. Ze kijken niet meer om zich heen. Ze maken alleen maar selfies en staren continu naar het schermpje van hun telefoon.’
We kijken zwijgend naar de boeken die in dubbele rijen in de kasten staan. Uit de muziekinstallatie klinkt tot overmaat van ramp Miles Davis: L’ascenseur pour l’échafaud. De melancholie is bijna tastbaar. Aangeslagen verlaat ik het winkeltje.

Op de weg terug naar het hotel tref ik een stapeltje boeken aan. Ze liggen op de stoep, voor wie ze maar wil hebben. Een aardig gebaar zou je kunnen denken; een boekenliefhebber die gelezen boeken een tweede leven (lees: lezer) gunt. Maar het is een poging tot moord, of in ieder geval doodslag, van de vrouw van Westsider Books en al die andere handelaren in tweedehands boeken. Want waarom zou iemand geld uit gaan geven aan iets wat als grof vuil op straat wordt gedumpt?

Stuyvesant Square, NYC, 2015

New York notes #11

Gramercy Park wordt omgeven door een hek. Nou is dat bij de meeste New Yorkse parken het geval, maar dit hek is behoorlijk hoog, er hangen bewakingscamera’s en de poorten zijn op slot, dag en nacht. Ik mag er alleen naar kijken, tussen de spijlen door. Juist daardoor lijkt het park wonderschoon, als een onbereikbare liefde.
Ik krijg van een hotelmedewerker de tip om gewoon met iemand mee te lopen die wél het park in mag. Die zijn er namelijk. Gramercy Park is het enige private park in New York. De bewoners van de chique herenhuizen eromheen beschikken over een sleutel. Gewoon met iemand meeglippen dus. Tot op heden is dat niet gelukt.
Als alternatief is er het iets verderop gelegen Stuyvesant Square. Dat is wél openbaar. Mensen komen er lezen, lunchen en luieren. Het is er lang niet zo vredig als in Gramercy Park: regelmatig dendert een vrachtwagen voorbij, of klinkt een pneumatische hamer, maar er zijn banken, brutale eekhoorns, en platanen die voor schaduw zorgen.
Aan een tafel zit een jong stelletje, zichtbaar verliefd. Plotseling duikt er uit het niets een Park Guard tevoorschijn. Ik heb niets bijzonders gezien, maar de Guard begint de jongeren uit te foeteren: ‘Het is hier een openbaar park, geen hotel!’
De jongeren knikken bedeesd, maar de vrouw blijft haar stem verheffen. Er klinkt frustratie in door: zelf heeft ze waarschijnlijk nooit met een vriendje in het park gezeten. Ze druipt af, maar even later duikt haar mannelijke collega op. Ook hij spreekt de jongeren corrigerend toe, zij het op iets mildere toon. Blijkbaar was hun gedrag werkelijk zondig. Tegen de twee mannen die aan een tafel verderop ongegeneerd Buffalo wings zitten te schransen wordt geen woord gezegd. Kennelijk is vraatzucht minder verwerpelijk dan lust.

Disclaimer, NYC, 2015
Accept Jesus, NYC, 2015
Bryant Park, NYC, 2015
Flatiron Building, NYC, 2015
Knuffelbeer, NYC, 2015
NYC, 2015
Pedestrian Crossing, NYC, 2015
Chelsea Hotel, NYC, 2015

New York notes #12

Het Chelsea Hotel. Een naam die tot de verbeelding spreekt. Arthur Miller, Jimi Hendrix, Tom Waits, Stanley Kubrik, Jack Kerouac, Bob Dylan, Andy Warhol, Jean-Paul Sartre, Mark Twain, William Burroughs, Edith Piaf, Frida Kahlo, Henri Cartier-Bresson, Sid Vicious en nog vele andere ‘grote namen’ behoorden tot haar clientèle.
Dat het hotel niet tot dezelfde categorie als het St Regis of The Plaza behoort wist ik wel, maar de staat waarin de lobby nu verkeert… bij een ranzig YMCA-hotel zou hij niet misstaan. Fotograferen is dan ook niet toegestaan: het zou de magie van het Chelsea volledig om zeep helpen.
‘We zitten middenin een verbouwing,’ zegt de receptionist verontschuldigend. ‘En het duurt nog wel even voor alles klaar is. Zowel de buitenkant als het interieur worden gerenoveerd.’
Geen overbodige luxe. Het gebouw dateert uit 1883 en het lijkt erop alsof het al die tijd nauwelijks is onderhouden.
In de beginjaren was het een appartementencomplex, maar toen de beheerder failliet ging werd het in 1905 een hotel. Sinds augustus 2011 zijn hotelgasten vanwege de renovaties niet welkom, maar er zijn nog steeds huurders.
‘Sommige ‘tenants’ wonen hier al meer dan veertig jaar,’ vertelt de receptionist.
‘Zijn er beroemdheden bij?’
‘Oh yeah, very famous! Mij zeggen die namen niets, maar ze waren ooit heel beroemd. Acteurs, schrijvers, kunstenaars, you name it.’
‘Dat maakt dit hotel zo bijzonder, bijna een museum. Een mooie plek om te werken, lijkt me.’
‘Oh yeah, it’s a great job. Ik hoor elke dag fantastische verhalen. Fantastic!’
‘Je zou ze moeten opschrijven.’
‘Ja, dat hebben al meer mensen tegen me gezegd. Maar het probleem is: ik kan ze nooit onthouden.’
‘Je hebt dus geen mooie anekdotes?’
‘Ik had gehoopt dat jij die zou hebben, haha! But seriously, het wordt tijd dat er weer eens iemand in het hotel komt die de boel op stelten zet. Anders verliest het Chelsea zijn ‘edgy’ karakter, know what I mean? De bekende mensen van tegenwoordig zijn allemaal veel te braaf. Ze gebruiken geen drugs, geen drank, ze gaan netjes op tijd slapen… Als we niet uitkijken wordt dit een hotel als alle andere.’ Hij kijkt treurig naar het afbladderend plafond, de smoezelige muren. ‘Na de verbouwing, bedoel ik. Now it’s still the Chelsea.’

Aanzoek op Pier 15, NYC, 2015

New York notes #13

Pier 15. Normaal een heksenketel, maar nu zijn er zelfs dekstoelen vrij die uitkijken op de East River. Ja, het is er opvallend rustig, tenminste, als je je weet af te sluiten voor het gezoem van de jetski’s op het water, het geraas van het verkeer op de Franklin D. Roosevelt East River Drive, het geratel van de helikopters, en de discodreun van de Hornblower Sensation en de Hornblower Serenity. Die laatste twee lawaaipapegaaien zijn rondvaartboten. Je zou het bijna een romantische plek kunnen noemen, daar op die houten planken.


Die opvatting heeft een stuk of vijftig mensen doen besluiten om hier te verzamelen. Ze zijn netjes gekleed: de mannen in keurige overhemden, de dames in strakke jurken en op hoge hakken (die vanwege de kieren tussen de planken eigenlijk onverantwoord zijn). Een man deelt letters uit. Ze zijn gesneden uit kartonnen dozen en rood geschilderd. Op zijn duimnagel zie ik nog een beetje verf. Waarschijnlijk nachtwerk.


Het gezelschap tuurt gespannen over het water, maakt grapjes, maar dan is het serieus: ‘There they are!’
Een man wijst naar een zeilboot zonder zeilen. Iedereen gaat haastig op de juiste plek staan. Als de zeilboot ter hoogte van de pier is gekomen gaan de letters de lucht in en begint iedereen te joelen. Op de boot, een paar honderd meter verderop, gaat een man op z’n knieën voor een slanke dame, ook al in zo’n strakke jurk. Ik denk niet dat ze hoge hakken aanheeft want dat schijnt niet goed te zijn voor een boot.
Het is even doodstil – zelfs de jetski’s, de auto’s, de helikopters en de discoboten lijken een ogenblik te stoppen. De man op de boot komt omhoog. Hij kust de vrouw.
‘She said yes!’ zegt een vrouw op de pier, zichtbaar geëmotioneerd.
‘She’d better,’ zegt de man van de letters. Anders was alles voor niets geweest. 

Soup ‘n’ Burger, NYC, 2015
Guy with ugly camera and overcompensating lens, Brooklyn, NYC, 2015
Nurse in diner, NYC, 2015

In tegenstelling tot in veel Nederlandse ziekenhuizen, mogen artsen en verpleegkundigen in Amerikaanse ziekenhuizen gewoon in hun werkkloffie naar buiten. Ja, ze gaan er zelfs mee in een ‘diner’ zitten smikkelen en smullen. Nou betwijfel ik zelf ook het nut van dienstkleding als hygiënische maatregel, maar ik vind wel dat je een voorbeeldfunctie hebt zodra je je in het ziekenhuisgroen, -blauw of –wit hult. Junkfood is een ‘definite no-no’.

Kijkgaatje, NYC, 2015

New York notes #15

In 1942 studeerde Patricia Highsmith af op Barnard College, een Columbia University afdeling ‘strictly for girls’. Je kwam en komt er zomaar niet op: slechts 20% van de aanmeldingen wordt gehonoreerd. Onder de oud-studenten zijn drie Nobelprijswinnaars, architecten, actrices. En schrijvers. Highsmith is daarvan waarschijnlijk de enige die nog steeds beroemd is en nog steeds wordt gelezen. Sterker nog: uitgeverij Lebowski heeft onlangs de Nederlandse rechten verworven en gaat haar oeuvre opnieuw op de markt brengen. En steeds opnieuw worden haar boeken verfilmd: Strangers on a train, de Ripley-cyclus en zeer recent, Carol (The price of salt), met Cate Blanchett in de hoofdrol.
Op Barnard kreeg Highsmith haar eerste lesbische verhoudingen, hoewel ze in die tijd krampachtig bleef proberen of het ook met het mannelijk geslacht zou lukken. Tevergeefs. Ze bleef heel haar leven een ‘womanizer’. Eerst waren de vrouwen ouder dan zijzelf, later jonger. En ze bleef roken als een ketter en drinken als een tempelier. Haar eens zo fraaie uiterlijk werd in rap tempo om zeep geholpen. Ze werd op het eind van haar leven steeds lastiger en achterdochtiger. Steeds meer vriendschappen liepen ten einde. Ze stierf eenzaam, op 4 februari 1995, in het Zwitserse Locarno.

Ik had verwacht dat je als toerist Barnard nooit binnen zou komen, maar ik vergiste me. Zowel de portier in zijn loge op straat als de guard in zijn hokje binnen waren heel gastvrij. Van Highsmith hadden ze nog nooit gehoord. En bij het noemen van haar afstudeerjaar begonnen ze hard te lachen: ‘I wasn’t there at that time, man!’
Maar ik mocht wel het gebouw in en kijken waar ik maar wilde. De school was verlaten. Het is vakantie en ze zijn aan het renoveren. De meeste gangen zagen er redelijk onderhouden uit, oud maar goed in de verf. Te modern, dus. Maar op de deur van de danszaal – ik wed dat Highsmith het vak verafschuwde, maar het kijken naar de andere meisjes des te meer waardeerde – trof ik nog een kijkgaatje aan dat er uitzag alsof het uit de jaren veertig zou kunnen stammen, misschien zelfs eerder. Ik kijk naar binnen… en ik zweer het: er dook haastig iemand weg. Patricia Highsmith is nog lang niet dood.

Metro naar Brooklyn, NYC, 2015

Als je de advertentie van deze plastisch chirurgen mag geloven zijn vrouwen met twee mandarijntjes niet gelukkig. Nee, dan de ‘big smile’ als je twee meloenen hebt. Welke vrouw wil dat nou niet? Hoewel, met de symmetrie nemen de dokters het niet zo nauw: de linker meloen (voor de kijkers rechts) is aanzienlijk groter dan de rechter. Maar een kniesoor die daarop let: een vrouwenhand is snel gevuld.

Brooklyn Bridge, NYC, 2015
Splash Pad, NYC, 2015

New York notes #16

Aan de temperatuur ligt het niet: het is ruim 80 graden Fahrenheit, 27 graden Celsius, maar er is geen hond te bekennen in de ‘splash pad’ van Prospect Park, Brooklyn.
Dan zie ik het bord met de voorschriften. Ten eerste is het betreden van de ‘pad’ op eigen risico. Er is geen lifeguard aanwezig. Dat klopt: er is helemaal niemand aanwezig.
Bovendien is het LeFrac Center, de beheerder van de ‘pad’, niet verantwoordelijk voor gestolen of verloren geraakte goederen. Waterschoenen worden aanbevolen. Dat klinkt logisch: de bodem van de ‘pad’ is van cement dat er nogal ruw uitziet.
Verder: kinderen ouder dan 12 hebben geen toegang. En ook hier geldt de anti-pedoregel die ik eerder aantrof bij een parkje op Manhattan: volwassenen zónder kind zijn niet welkom. En om te voorkomen dat je je als ‘kindervriend’ probeert aan te sluiten bij een tolerant of naïef stel: per kind, maximaal twee volwassenen.
Maar dan zijn we er nog niet. De spatvijver is verboden voor mensen met buikklachten of een spijsverteringsstoornis. Open wonden, zweren en infecties? Mag niet. Bovendien mag je het water niet vervuilen door er in te poepen, plassen, spugen of je neus in te snuiten. Het staat er echt. Niet-zindelijke kinderen moeten een luier aan, met daaroverheen een zwembroek. Huisdieren? Nee. Rennen, springen, of wilde spelletjes spelen? Vergeet het maar. Eten, drinken, glaswerk? No way! Tot slot mag je ook niet gooien met stenen, afval of rotzooi. Waarom dat onderscheid gemaakt wordt tussen afval en rotzooi is me raadsel, maar waarom de ‘splash pad’ verlaten is, is me helemaal duidelijk: wat moet je hier in hemelsnaam doen?

Central Synagogue, NYC, 2015
Small Dog Run, NYC, 2015

New York notes #17

Dacht ik gisteren met de regelgeving wel zo’n beetje de limiet te hebben aangetroffen, werd ik vandaag wederom verrast: ‘the Carl Schurz Park Small Dog Run’, een rechthoekig betonnen pleintje, omgeven door een laag hekwerk. Het ligt in Upper East Side, een van de duurdere wijken van Manhattan, met een fraai uitzicht op de East River. Aan een van de lange zijden van het pleintje zijn banken aangebracht waarop eigenaars kunnen toekijken hoe hun honden samen spelen. Net als bij de ‘Splash Pad’ van Prospect Park in Brooklyn (zie New York notes #16) staat hier een bord met de huisregels. Lees even mee:
Geen honden zonder mensen, geen mensen zonder honden.
Geen hondenspeeltjes, behalve ballen. Hondenspeeltjes veroorzaken gevechten.
Geen agressieve honden.
Geen honden met overdraagbare aandoeningen of infecties.
Laat uw hond een andere hond niet pesten.
Kinderen op eigen risico. Kinderen moeten vergezeld worden door een volwassene. Kinderen moeten vragen of zij een vreemde hond mogen aaien. Kinderen mogen niet rondrennen.
Als uw hond betrokken raakt bij een gevecht, wissel dan contactgegevens uit en vertrek. (Er staat niet bij met wie de contactgegevens moeten worden uitgewisseld, ik neem aan met de volwassene die bij de andere vechtersbaas hoort. Er staat ook niet bij wat je met die contactgegevens moet doen. Misschien moet je samen afspreken voor een cursus Woedebeheersing?).
Niet roken. Nicotine is gif voor honden. (Volgens mij ook voor mensen).
Verstop de afvoer – er is een tuinslang en een afvoerputje om de poep mee weg te spuiten – niet met hondenhaar.
Tot zover alles oké, honden zijn ook maar mensen. Maar dan komt het: grote honden, zwaarder dan 23 lbs, ruim 10 kg, alleen op uitnodiging. Op uitnodiging? Zie je het voor je? Sta je daar als grote hond een beetje voor joker te wachten omdat je baas niet de juiste contacten heeft.
En als klap op de vuurpijl: castreer uw hond om de veiligheid van andere honden te waarborgen. Geen loopse honden.
Maar desondanks: ‘Enjoy your visit!’

Ik heb een hele tijd bij die ‘Carl Schurz Park Small Dog Run’ rondgehangen. Eerst in de war door dat bord met al die regels, daarna naarstig op zoek naar een enorme Deense dog. Eentje van ruim 40 lbs die dagenlang naar ongecensureerde versies van 101 Dalmatiërs, Lassie en Commissaris Rex heeft gekeken.

Altaar, NYC, 2015

New York notes #18

Ik stond op de bus naar huis te wachten toen ik hoorde dat het eerste vliegtuig de noordelijke toren was binnengevlogen. Een meisje kreeg het bericht van haar vriend via haar mobiele telefoon te horen en zij hield de andere passagiers op de hoogte. Tijdens de busreis vloog het tweede toestel in de zuidelijke toren. Ik kon me er niets bij voorstellen. Woorden schoten blijkbaar tekort om de boodschap over te brengen. Thuis zag ik de gebouwen live op tv ineenstorten, beelden die je inderdaad niet kunt beschrijven.

Het gevoel van verbijstering kwam vandaag weer terug in St. Paul’s Chapel. De kerk, gebouwd aan het eind van de achttiende eeuw, staat op steenworp afstand van One World Trade Center en heeft de ramp wonderbaarlijk overleefd: geen enkel raam is gesneuveld.
De kerk diende direct na de aanslag als opvangcentrum voor de hulpverleners. Er werden bedden neergezet, massagetafels, voorraden met verband en desinfecterende middelen, er werden maaltijden uitgedeeld, er werd getroost en gebeden. Aan de hekken rond de kerk hingen mensen foto’s van hun vermiste naasten, briefjes met gebeden, teddyberen. Politiemensen en brandweerlieden van over de hele wereld stuurden badges als een teken van steun aan hun collega’s.


Acht maanden na de ramp werd het opvangcentrum gesloten. De kerk hangt en staat nog vol met memorabilia: een uniform van een brandweerman, foto’s van overledenen, briefjes vol hoop en wanhoop. Ze gaan door merg en been.


Nog steeds schrijven mensen post-it velletjes die ze vervolgens op het altaar plakken. Als het vol is worden de briefjes respectvol verwijderd om plaats te maken voor nieuwe. De meeste zijn gerelateerd aan 9/11: mensen vragen om liefde, om vrede, om rust voor de slachtoffers en hun naasten. Maar ik lees ook: ‘Ik hoop dat ik een lieve vriend krijg’ en: ‘Ik hoop dat me ouders weer bij elkaar komen’. Heel persoonlijk en van een andere orde, maar daarom niet minder aangrijpend.

Battery Park, NYC, 2015
Cake, NYC, 2015

New York notes #19

In Amerika is iedereen gelijk. Maar toen in 2004 homo’s en lesbiennes in de staat Massachusetts in het huwelijk konden treden, gingen sommige andere staten het homohuwelijk juist verbieden. Sinds 26 juni van dit jaar heeft het Federale Supreme Court in Washington daar een stokje voor gestoken: in de gehele VS is het homohuwelijk nu toegestaan.


Niet iedereen is het daar mee eens. Jack Phillips bijvoorbeeld. Hij is banketbakker. Vandaag stond hij in The New York Times. Dat is voor een banketbakker geen geringe prestatie als het om zijn bakkunsten gaat, maar helaas haalde Jack de krant juist vanwege iets wat hij niet had gebakken.

Het gebeurde in juli 2012. Charlie Craig en David Mullins stapten de banketzaak van Jack binnen en bestelden een taart, een huwelijkstaart, voor henzelf.
‘No way,’ zei Jack. ‘Over my dead body.’
Jack is namelijk zwaar christelijk en het homohuwelijk druist in tegen alles waarin hij gelooft. De twee mannen dropen af, maar besloten een klacht in te dienen bij de rechtbank van Colorado. Ze werden door een administratief gerechtskantoor en de Commissie voor Burgerrechten in het gelijk gesteld: Jack moet die taart gewoon bakken. Jack ging in hoger beroep, maar ook die zaak verloor hij. Uitspraak van de drie rechters: de bakker maakt zich schuldig aan illegale discriminatie. Het conflict dat de bakker vanuit zijn geloof heeft met het homohuwelijk, weegt niet op tegen het recht voor homo’s om te trouwen.


Jack gaat waarschijnlijk in hoger beroep bij het Colorado Supreme Court. Hij staat overigens niet alleen in zijn ‘same-sex wedding’-standpunt: een fotograaf uit New Mexico vertikte het om trouwfoto’s te maken, een bloemist uit de staat Washington weigerde de levering van bloemen, en een collega-bakker uit Oregon wilde geen taart bakken voor twee trouwlustige lesbiennes.


Volgens zijn advocaten heeft Jack niets tegen homo’s. Hij verkoopt ze zonder problemen appelflappen of muffins, maar een huwelijkstaart, nee, dat gaat echt te ver. Zo’n taart staat voor iets wat indruist tegen de leer van God. Jack zou ook nooit een Halloween-taart bakken. Halloween associeert Jack met Satan.
Gelukkig is in Amerika iedereen gelijk, maar niet iedereen zoals Jack.

Doorman, NYC, 2015
Brooklyn, NYC, 2015
Rooftop Water Tower, NYC, 2015
White Castle, NYC, 2015

New York notes #20

Je zou het niet zeggen, maar deze treurhut heeft aan de wieg gestaan van al die andere vreetschuren als McDonald’s, Burger King en Wendy’s. De naam van dit droefgeestig etablissement? White Castle. Al in 1921 schoof hier de eerste hamburger over de toonbank. Nou ja, niet precies hier: de eerste vestiging stond in Wichita, Kansas. En nog steeds bevinden de meeste White Castle-filialen zich in het Middenwesten van Amerika. In New York staan er ook een paar, maar de deur wordt er niet platgelopen. Het imago is verkeerd: veel voor weinig geld in een groezelige omgeving.


De oprichter, Walt A. Anderson, wordt beschouwd als de bedenker van het broodje bij de hamburger. Hij verzon tevens een keukenopstelling waarbij snel grote hoeveelheden hamburgers seriematig konden worden gefabriceerd en waarbij de kok werd vervangen door een ‘technicus’. Weekblad Time noemde in 2014 de White Castle-hamburger de meest invloedrijke allertijden. Eén geluk: de eigenaar van White Castle staat geen franchisevestigingen toe en investeert alleen met eigen geld. Daardoor zijn er ‘slechts’ 420 vestigingen (tegen meer dan 36.000 McDonald’s filialen).


Naast het produceren van vette happen, houdt White Castle zich bezig met goede doelen, want ze doen volgens hun website graag iets terug voor de maatschappij. Zo verkoopt het bedrijf sinds 2010 kaarsen in de vorm van de verpakking waarin de hamburgers mee worden gegeven aan de klanten. De kaarsen verspreiden het ‘steam-grilled aroma of America’s first fast-food hamburger’, zo vermeldt de bijsluiter trots. Heerlijk, een huis dat naar hamburgers ruikt!


Er zijn er al 10.000 van verkocht, goed voor 100.000 dollar. De opbrengst gaat naar ‘Autism Speaks’, een belangenorganisatie voor autisten.
Vreemde combinatie zou je zeggen, autisme en hamburgers, maar het is eigenlijk heel logisch. Autisten kunnen niet goed overweg met veranderingen en dan ben je bij White Castle aan het juiste adres: hier bakken ze al bijna vijfennegentig jaar dezelfde rotzooi. Hier verandert helemaal niets, behalve de omvang van de klanten.

Alma Mater voor Low Library van Columbia University, NYC, 2015

New York notes #21

Waarom voelen veel mensen toch de onbedwingbare neiging om standbeelden aan te raken? Van het voetje van Petrus in de St. Pieter van Rome is door al dat betasten niet veel meer over. De fraaie buste van zangeres Dalida op het gelijknamige pleintje in Montmartre, Parijs, vertoont twee slijtageplekken waar bewonderaars haar tepels vermoeden. En ook de tenen van Alma Mater voor de Low Library van Columbia University glanzen door die veelvuldige aanrakingen als een gepolitoerde parketvloer. De motivatie voor dat gefriemel is niet eenduidig. Bij Petrus zal het wel om devote bewondering gaan en om het idee dat de heilige dan bescherming biedt. Het contact met Dalida’s borsten zou geluk brengen, hoewel de zangeres dat zelf vaak ontbeerde: drie van haar geliefden en zijzelf pleegden zelfmoord. Bij de Alma Mater van Columbia ligt het waarschijnlijk wat algemener, een vorm van bezegeling: ik was hier.


Dat juist de voeten in de prijzen vallen – het beeld van Dalida is een buste en heeft geen voeten – is bij veel beelden een praktisch gevolg: de standbeelden zijn zo kolossaal dat voor de meeste aanschouwers alleen de voeten bereikbaar zijn, de handen of het hoofd alleen voor waaghalzen. En die zijn nu eenmaal niet zo talrijk. Helden op sokken, daarentegen, zijn er in overvloed. Dergelijke types vergrijpen zich massaal aan de kloeke ballen van de bronzen stier in Bowling Green Park, vlakbij Wall Street, die door al die vette vingers – hoe toepasselijk – inmiddels in goud zijn veranderd. 

Central Park, NYC, 2015
Central Park, NYC, 2015

3 dollar per minuut. Dat komt in de buurt van het uurtarief van een advocaat…

Sign, NYC, 2015

New York notes #22

No loitering, no smoking, no soliciting, no parking, no turning, no trespassing, no… zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. New York hangt vol met dergelijke verboden. Je zou er je schouders voor op kunnen halen, je zou erom kunnen lachen. Maar op een bankje aan de East River denk ik aan Tyrone Tomlin.


Tomlin werkt als bouwvakker, op basis van losse contracten. Dat is geen vetpot, want er zijn perioden dat hij niet wordt ingehuurd. Op 19 november 2014 koopt hij na afloop van zijn werk een blikje fris. Hij krijgt er een rietje bij en een papieren zakje. Buiten wordt hij aangesproken door twee politieagenten. Ze willen het blikje zien. Ze denken dat het bier is. Tomlin wordt gefouilleerd. De agenten vinden niets. Dan wordt hij in de boeien geslagen. De reden? Het rietje. De agenten noemen het ‘drug parafernalia’. Rietjes worden vaker gebruikt om heroïne in te verpakken. Tomlin wordt meegenomen.


De volgende dag biedt de rechter hem een ‘plead guilty’ aan: als Tomlin bekent – ook al is hij onschuldig – verdwijnt hij voor 30 dagen in de gevangenis en daarmee is de kous af. Tomlin weigert. De rechter stelt een borgsom vast: 1.500 dollar. Tomlin kan die niet betalen en wordt direct op de bus naar Rikers Island gezet, het beruchte gevangenis-eiland vlakbij Queens en de luchthaven LaGuardia. Vanaf mijn bankje aan de East River kijk ik uit op Queens, maar Rikers Island kan ik niet zien. Ik probeer me voor te stellen hoe het daar is.
Rikers is de hel. Jaarlijks wordt door de bewakers 4.000 keer geweld tegen de gevangenen gebruikt. Er wordt verkracht en gemoord. Afgelopen jaar werden 108 steekpartijen onder de gevangenen gerapporteerd. Ook Tomlin ontkomt niet aan het geweld: hij wordt zwaar mishandeld tijdens de drie weken die hij in voorarrest moet doorbrengen. Als hij uiteindelijk op 10 december voorkomt ligt het rapport van het politielaboratorium klaar: er zaten geen sporen van heroïne aan het rietje. Tomlin mag naar huis.


Het verhaal van Tomlin is verre van uniek. In de Verenigde Staten zitten 500.000 mensen opgesloten in ‘jails’. Niet omdat ze schuldig zijn, maar omdat ze hun borg niet kunnen betalen. Als je dat weet vergaat je het lachen om al die No-bordjes.

Bar Financial District, NYC, 2015

New York notes #23

Ik zit in een fraaie bar in het Financial District. Er is een poging gedaan om de ruimte te doen lijken op een bankgebouw: in de entree staat een stalen kluisdeur van 35 ton. Wat een werk moet het geweest zijn om dat gevaarte op z’n plek te krijgen, bedenk ik. De eigenaar van het café in mijn woonplaats waar ik wel eens kom, vindt het al te veel moeite om af en toe een dweil door het toilet te halen… Achter de lange toog staan tientallen flessen drank, prachtig uitgelicht. Mooie meiden schudden cocktails in roestvrijstalen shakers. Iedereen lacht. Het is Happy Hour.


En ik denk: waarom gaan getroebleerde mannen toch altijd naar louche bars om daar achter een glas verschaald bier of inferieure whisky naar een norse barman te staren? Ze komen er vast niet voor de gezelligheid of om opgebeurd te worden. En zelf trekken ze hun mond ook niet open. Waarom kopen ze niet gewoon een fles alcohol om die in hun eentje thuis op te zuipen? Dat is sowieso een stuk goedkoper en ze hoeven daarna niet meer helemaal naar huis te waggelen.


Natuurlijk, ze hebben het voorbeeld talloze malen op tv en in de bioscoop gezien: gekwelde mannen die super romantisch zitten te treuren aan zo’n verveloze toog. Als je je als brave burgerman een keer miserabel voelt, is het natuurlijk hartstikke fijn om te denken dat je er net zo getergd en toch stoer bijzit, op zo’n skai kruk, met zo’n lelijke oude vrouw die een stukje verderop aan de bar naar je zit te lonken.


En dan weet ik het ineens: als je in zo’n fancy café als dit gaat zitten simmen, moet je die getormenteerde blik meteen laten varen. Geen enkele man wil door een mooie vrouw als een tobber gezien worden. Dáárom gaan trieste mannen naar louche bars: daar komen tenminste geen mooie vrouwen.

One World Trade Center, NYC, 2015
Thrill Seeker, NYC, 2015
China Town, NYC, 2015
Donald McTrump, NYC, 2015
One World Trade Center, NYC, 2015
Model poseert op Roosevelt Island, NYC, 2015

New York notes #24

Er zijn 39 reguliere manieren om op en van het eiland Manhattan te komen: bruggen, tunnels en vaste veerdiensten. En er is nóg een mogelijkheid: met de Roosevelt Island Tramway, een gondelbaan ter hoogte van de Queensboro Bridge, de brug die Manhattan met het stadsdeel Queens verbindt. Op East 60th Street en Second Avenue stap je in de gondel en voor 2,75 dollar steek je de East River over. Een mooi uitzicht op Manhattan krijg je er voor niets bij.


Het sigaarvormige Roosevelt Island is maar klein, slechts 30 voetbalvelden lang en maximaal drie voetbalvelden breed. Er zijn slechts drie reguliere mogelijkheden om er te komen (of te vertrekken): de metro, de Roosevelt Island Tramway naar Manhattan, of de Roosevelt Island Bridge naar Queens. Er wonen amper 10.000 mensen. Er staan huizen (niet al te hoog, niet bijzonder mooi), er rijden auto’s (niet heel veel) en er zijn squirrels, waarvan ik me afvraag met welk van de drie transportmiddelen die hier in hemelsnaam zijn beland.


Verder is er niet zo heel veel te zien. Er is een park dat wel iets weg heeft van een mausoleum: de bomen staan keurig in het gelid langs egale grasvelden, en natuurstenen ballustraden en trappen. Totaal anders dan het landschappelijke Central Park op Manhattan of Prospect Park in Brooklyn, maar vanwege de symmetrie en de convergerende lijnen geliefd bij modelfotografen: een vrouw met ronde lijnen doet het in zo’n strakke omgeving extra goed.


In dat strak vormgegeven park staat de enige ruïne van New York die wordt beschouwd als een historisch monument. De ruïne was eens het Renwick Smallpox Hospital, uit halverwege de negentiende eeuw. Vanwege de geïsoleerde ligging vlakbij Manhattan was het een ideale plek om mensen met besmettelijke ziekten in quarantaine te houden.
Er zijn al jaren plannen om de bouwval te redden, maar het duurt allemaal te lang: in 2007 stortte nog een deel van de noordelijke vleugel in. Inmiddels zou de ruïne niet misstaan in een horrorfilm. De ‘ingrediënten’ zijn aanwezig: in het ziekenhuis werden jaarlijks 7.000 mensen met pokken behandeld. Elk jaar overleden zo’n 450 patiënten, 13.500 in de dertig jaar dat het gebouw als ziekenhuis fungeerde. Daar zitten vast en zeker zielen bij die geen rust kunnen vinden…

Jonge rat, East village, NYC, 2015

Er wordt weleens gezegd dat er net zoveel ratten in New York zijn als mensen… maar ik heb er nog maar twee gezien: een grote joekel midden in de nacht en deze baby, op klaarlichte dag in de East Village. Een paar dronken mannen deden vergeefse pogingen om hem dood te trappen. Hij stak de straat over en werd net niet overreden door een bus. Daarna verloor ik hem uit het oog. Over een paar weken is hij geslachtsrijp en kan hij tot wel twaalf jongen per worp krijgen. 

Daklozen bij statiegeldautomaten, NYC, 2015

New York notes #25

In New York zijn meer dan 60.000 daklozen. Zij missen het talent, het geluk, of de juiste achtergrond voor een dik betaalde baan waarmee de torenhoge huurprijzen van Manhattan kunnen worden betaald. Op Avenue C, in de East Village, zie ik ze in de file voor de statiegeldautomaat staan. Voor een blikje of een flesje krijgen ze een paar dollarcenten. Ze rapen ze op van de straat, maar zoeken ze ook tussen de rotzooi in de afvalbakken. De meesten hebben twee vuilniszakken vol, of een winkelwagentje dat ze zich hebben toegeëigend. Met de dagopbrengst, zo’n tien dollar, kun je niets huren. Dus slapen ze op een stuk karton. Dat valt nu nog mee. Het is zomer, ’s nachts blijft het nog ruim 20 graden Celsius, maar in de winter is New York vaak ijzig koud.

Een stukje verderop, in de ‘rooftop bar’ van het Standard Hotel in het Meatpacking District, zitten mooie mensen in smetteloos witte kleren in een loungeset. Zij kunnen de ‘rat race’ met gemak bijhouden. Het uitzicht over Down Town New York en de Hudson River is fenomenaal, maar ze gunnen het geen blik waardig. Er staan champagneglazen klaar, een magnum Moët et Chandon van 900 dollar ligt in de koeler. Een snotneus van amper eenentwintig staat te brallen en schenkt zijn glas halfvol. Bescheiden, denk ik in eerste instantie, maar daarna vult hij de rest aan met Red Bull.

Zo’n zestig meter lager, op het dakterras van de Brass Monkey, is het uitzicht een stuk minder indrukwekkend. Er hangt een schoolbord dat op die ‘rooftop bar’ niet zou misstaan: ‘Have more than you show, speak less than you know’. Ik zou die blaag met plezier naar de East Village slepen zodat hij zijn Red Bull blikje eigenhandig in die statiegeldautomaat kan werpen.

Rooftops, NYC, 2015
Coney Island, NYC, 2015
Nathan’s Hot Dog Eating Contest Wall of Fame, NYC, 2015

New York notes #26

‘The flavor of New York since 1916’. Ja, ik moest ook even nadenken, maar we hebben het over een broodje worst. De hotdog van Nathan’s heeft een bijna magische status. Je moet er dan ook 4,15 dollar ex btw voor betalen. Voor dat geld krijg je een kadetje en een worst. De ketchup of de mosterd mag je er zelf opdoen, uit een jerrycan die de godganse dag in de zon staat. Maar dan heb je wel de allerbeste hotdog ter wereld, zeggen ze.


Op 4 juli is er ter ere van dit culinaire hoogstandje een ‘eating contest’: mensen met een grote mond en dito maag stouwen onder luid gejoel van ruim 50.000 toeschouwers zoveel mogelijk van die dingen naar binnen. Ze mogen water of ander vocht gebruiken om het slobberen te vergemakkelijken. Je moet overigens niet denken dat je zomaar kan komen aanlopen om eventjes mee te doen. In april, mei en juni zijn er serieuze voorrondes in het hele land en alleen de besten zijn welkom om mee te doen aan de grote finale op Independence Day.


In 1988 was het record nog enigszins voor te stellen: de winnaar wist toen 13 hotdogs weg te werken. Dat aantal liep geleidelijk op tot 25 en 1/8e hotdog in 2000. En toen ging er iets helemaal mis. De Japanner Takeru Kobayashi verscheen ten tonele en vrat er 50 naar binnen. 50!


Takeru is een competitie-eter. Hij staat diverse malen in het Guinness Book of Records. En niet alleen met hotdogs. Ook gehaktballen, crème-gevulde cakejes, taco’s, hamburgers, pizza’s, ijs en pasta weet hij als geen ander door zijn keelgat te krijgen. Takeru hield zijn hotdog-eetrecord ook de vijf daarop volgende jaren vast. Heel frustrerend, want als Amerikanen ergens niet tegenkunnen, dan is het wel verliezen van een Japanner. Iedereen kon weer gerust ademhalen toen Takeru in 2007 van zijn troon werd gestoten door een ras-Amerikaan: Joey Chestnut die er 66 wist te verorberen. In 2013 deed hij er nog drie bovenop. Ik kan en wil me geen voorstelling maken van Chestnuts maagomvang na die ‘prestatie’.


Lange tijd was de ‘hotdog eating contents’ een mannenaangelegenheid, maar sinds 2011 proppen ook de dames zich schaamteloos vol. Sonya Thomas kreeg er in 2012 ‘slechts’ 45 weggewerkt. Dus ook hier valt er voor vrouwen nog een inhaalslag te maken. 

Bedelmonnik, NYC, 2015

New York notes #27

Ik weet niet of New York notes #4 een rol heeft gespeeld, maar burgemeester Bill de Blasio gaat er een stokje voor steken, voor de topless meiden op Times Square. Een paar dagen geleden kondigde hij al drastische maatregelen aan in The New York Times. Niet alleen gericht tegen de ‘desnudas’, zoals de schaars geklede meiden worden genoemd. Ook de talloze Supermannen, Badmannen, Spidermannen, Captain America’s en andere vleesgeworden stripfiguren zijn de burgemeester een doorn in het oog. Ze benaderen het publiek op Times Square veel te agressief. De mensen worden veel te nadrukkelijk om geld gevraagd. Flauwekul, natuurlijk. Times Square staat tjokvol kraampjes waar je continu aan je hoofd gezeurd wordt om ‘kunstfoto’s’ te kopen van de hoogtepunten van de stad, om jezelf te laten portretteren voor 5 of 10 dollar, om jezelf vol te proppen met hotdogs, pretzels, gesuikerde pinda’s en wat al niet meer. Alles in Times Square draait om commercie. Een Amerikaan die daarover valt, is geen echte Amerikaan.

Natuurlijk gaat het om ‘nudity’. Ook al is het in New York voor een vrouw niet verboden om topless over straat te gaan, veel Amerikanen vinden het ‘not done’. In een recenter bericht in The New York Times worden de stripfiguren al niet meer genoemd en ligt de focus volledig op de blote meiden. In het artikel van vandaag wordt Robert J. Burck als tegenstander opgevoerd, terwijl hij nota bene zélf ook topless optreedt als The Naked Cowboy. Hij is niet blij met de blote dames omdat zijn vrouw en schoonzus – The Naked Cowgirls – in bikini gitaar spelen en dat trekt een stuk minder aandacht dan een stel blote borsten.

De artikelen in de krant klinken als holle kreten maar missen hun uitwerking niet: het aantal topless meiden is drastisch teruggelopen. Dat was nooit mijn bedoeling. Maar als ik De Blasio nog een suggestie mag doen: kijk ook eens naar die verschrikkelijke bedelmonniken. Ze stoppen je ongevraagd een of ander kitscherig metalen plaatje in je handen en beloven je levenslang geluk. Dat kost je dan wel 20 dollar. Je kunt niet weigeren: ze nemen het plaatje niet meer van je aan. Misschien word ik er minder gelukkig van, ik kijk toch liever naar een beschilderde vrouwenborst dan naar zo’n stom plaatje.

NYC, 2015
Elizabeth Street Garden, NYC, 2016

New York Notes #28

Het voortbestaan van deze oase van rust in de hectiek van NYC’s Little Italy is in gevaar. De Stad New York – eigenaar van de grond – wil er ‘betaalbare’ woningen gaan bouwen.

Sinds 1991 wordt de grond geleased en is er een parkje dat door vrijwilligers wordt bijgehouden. (Ik schreef er eerder over in 2015: New York Notes #5).

Victor, een van de vrijwilligers, vroeg of ik burgemeester De Blasio een brief wilde sturen om te pleiten voor behoud van de tuin.
Voor de goede orde: dat vraagt hij aan iedereen.
Toch heb ik het gedaan. Het is een brief waar De Blasio onmogelijk ‘no’ op kan antwoorden.

Van Emma Wolfe, Director of Intergovernmental Affairs en Hon. Rosie Mendez, NYC Council Member – ze staan in de cc – kreeg ik al antwoord.
Ze reageerden enthousiast. Nou ja… met een auto reply dat ze afwezig zijn, maar toch. De eerste stap is gezet.

Washington Market Park, NYC, 2016

New York Notes #29

Een buurtfeest, dacht ik eerst, burendag. Het prieel in Washington Market Park is met ballonnen versierd, er speelt een bandje, moeders zitten met kleine kinderen op kleden in het gras, jonge vaders staan eromheen en drinken water uit kleine flesjes. Nette mensen in mooie kleren, ondanks de hitte ogen ze nog fris.
Dan speelt het bandje ‘Head, shoulders, knees and toes’ en ‘Happy birthday’, de zanger tovert een papieren taart uit een blik, en dan zie ik de grote, met helium gevulde ‘2’ in het prieeltje hangen. Een kinderfeestje: Lila is twee jaar.
Om kwart over elf arriveert een man op een fiets. Op de bagagedrager aan zijn stuur liggen twee grote tassen. Een pizzakoerier. De vader van Lila loopt naar hem toe. ‘Perfect timing,’ zegt hij en drukt de man een stapeltje dollarbiljetten in zijn hand.
Perfect timing? Het is kwart over elf. Mij lijkt het voor pizza aan de vroege kant, maar kinderen van twee staan natuurlijk vreselijk vroeg op, zeker als ze jarig zijn.

Beckett, NYC, 2016

New York Notes #30

Beckett’s Bar & Grill
81 Pearl St, NYC

‘Kwam hij hier wel eens?’ vraag ik de serveerster, tegen beter weten in.
‘Wie?’
‘Beckett.’
‘Zo heet het hier: Beckett’s Bar & Grill.’
‘Ja, dat weet ik. Maar kwam hij hier wel eens?’ Ik knik naar het portret aan de muur.
‘I believe he was a writer. I think he’s already dead.’
‘Ah, okay. Can I have a Guinness?’
‘Sure.’

Photograph of a photographer taking a photograph of a strange guy in Central Park, NYC
Cinema, NYC, 2016
NYC, 2016
Cause and effect, Brouwerij Lane, Brooklyn, NYC, 2016
East Village, NYC, 2016
Financial District, NYC, 2016
The hole, Meatpacking District, NYC, 2016
Chelsea Market, NYC, 2016
In de put, NYC, 2016

New York Notes #31

Dit zijn Lesley en Mickey. Ze werken ’s nachts, omdat er dan minder verkeer is. Met behulp van hoge druk blazen ze optische fiberkabels naar een put zo’n honderd meter verderop. Althans, dat is de bedoeling. Maar NYC ligt vol met kabels, ook die al decennia niet meer worden gebruikt. Die blokkeren de buizen waar de fiberkabel doorheen moet.
Mickey gebaart: ‘Come, have a look!’
Hij is trots op zijn werk, laat het graag zien aan voorbijgangers, maar de meesten lopen door. Geen tijd. Wij hebben alle tijd van de wereld.

Tussen het persen van de kabel door vertelt hij over zijn geboorteland (Ierland) waar hij al twintig jaar weg is, en over een pint Guinness die hier veel kleiner is dan ‘back home’. Volgens Lesley is het verschil minimaal, maar Mickey noemt het ‘essential’.
Er zijn geen ratten in de putten – ‘nothing to eat down there’ – maar het is er vies. Daarom geeft hij ook geen hand als we verderlopen. Maar hij belooft wel een pint Guinness, een echte, niet zo’n kinderglas, als we elkaar in Ierland tegenkomen.

Spik en span, NYC, 2016

New York Notes #32

Ze is kolossaal. Ze draagt een panterprint-jurk en badslippers. Haar gang naar de achterzijde van ons vaste ontbijttentje gaat gepaard met het gepiep van stoelen en tafeltjes die door haar brede heupen worden meegesleurd.
Ze ploft neer op de leren bank en eet in ‘no time’ de zak chips leeg die ze van buiten heeft meegenomen. Daarna valt ze in slaap. Ondertussen gaat ze wel door met het verspreiden van een penetrante geur.
De manager maakt haar wakker. ‘U moet iets bestellen,’ zegt hij. ‘Deze ruimte is alleen voor klanten.’
‘Ik wacht op m’n vriend,’ zegt ze.
De manager trapt er niet in. ‘U moet er nu uit,’ zegt hij op beheerste toon, maar hij kijkt me met lichte paniek in zijn ogen aan… Wat als ze gewoon blijft zitten?
Uiteindelijk komt de vrouw kreunend uit het gecapitonneerde leer. Ze heeft de zaak nog maar nauwelijks verlaten of er komt een medewerker aangedribbeld met een rode chemische oplossing en een rol tissues.
‘Sorry for the inconvenience,’ zegt hij.
‘Inconvenient’ vond ik het niet. Ik voel me vooral ongemakkelijk en beschaamd.

NYC, 2016
Lovers, NYC, 2016
Central Park, NYC, 2016
Soho Pharmacy, NYC, 2016

New York Notes #33

Merkwaardige scene, vanochtend in The SoHo Pharmacy. Monty Python in real life…

Een man loopt met een flesje cola light naar de kassa.
‘One Fifty,’ zegt de cassiere.
De man legt een dollarbiljet en twee quarters op de toonbank.
‘It’s One Fifty,’ zegt de cassiere.
‘I know,’ zegt de man, ‘I just gave you one dollar and fifty cents.’
‘But it’s One Fifty.’
De man kijkt ons achterdochtig aan. Wordt hij in de maling genomen?
‘Look,’ zegt hij, ‘I wanna buy this coke. Its One Fifty, right?’
‘Yes.’
‘I gave you One Fifty.’
‘Okay.’
‘So I’m alright then?’
‘Yes.’

Buiten zegt de man tegen ons: ‘She had some problems computing that one.’

Last Stop, Coney Island, NYC, 2016
Oculus, NYC, 2016

New York Notes #34

Vandaag was het de officiële opening van Oculus, het door Santiago Calatrava ontworpen gebouw dat onderdeel uitmaakt van het World Trade Center Complex. Kosten: 4 miljard dollar.
De hele dag vonden optredens plaats en kon je een uur in de rij gaan staan voor een gratis Apple T-shirt (in de Oculus bevindt zich de achtste Apple Store van NYC).
De sfeer had ontspannen kunnen zijn… als het niet had gewemeld van de militairen, agenten en contra-terrorisme eenheden.
Welcome to the new New York Place to be!

Pier 15, NYC, 2016
Splash Pool, Battery Park, NYC, 2016
Times Square, NYC, 2016
Broken down Bentley, NYC, 2016
NYC, 2016
Lost, NYC, 2016
Art Buyers Calling a Cab, NYC, 2016
An Angel at the Bar, Plaza Hotel Food Court, NYC, 2016
Police Officer, NYC, 2016
NYPD, NYC, 2016
Trump Tower, NYC, 2016
6th Ave, NYC, 2016
NYC, 2016
The Gesture, NYC, 2016
Terwijl de wasmachine draait…
Daily Bubble Laundromat, 176 Lafayette Street, NYC, 2016

All texts and photographs are copyrighted by Gert-Jan van den Bemd / Grand Foulard