In de herhaling

Foto: Grand Foulard

Ik ga in herhalingen vallen. Dat is onvermijdelijk. Nee, dat ligt niet aan de beperkte grootte van deze stad. In New York, waar ik ooit ook een maand verbleef, had ik dezelfde ervaring. Onbewust loop ik dezelfde rondes, bewust koop ik mijn brood bij dezelfde bakker (bakkerij DeCock met C-O-C-K) en eet ik garnalenkroketten bij Du Parc. Voor mijn Duvel probeer ik af te wisselen, maar ik heb zo mijn voorkeuren. Op straat kom ik steeds vaker dezelfde mensen tegen. Sommigen groeten me zelfs, zoals de burgemeester, die Arno verwelkomde bij diens huldiging (6 maart), en die ik later zag fietsen op de Zeedijk.

Vandaag was ik weer op de begraafplaats van ‘Paster Pype’, waarover ik mijn eerste blog schreef (1 maart). Ook de stenen engelen leken me te herkennen en glimlachten minzaam.

Ben ik uitgekeken? Nog lang niet. Voel ik me nu thuis? Dat deed ik al vanaf het begin. Ben ik eindelijk aangespoeld? Dat zal het zijn.

Schaakmat

Foto: Grand Foulard

Ik dwaal een maand door Oostende, om er te schrijven, te tekenen en fotograferen. Sommige mensen begrijpen dat, andere niet. Er zijn toch veel mooiere, interessantere plekken, zeggen ze. Met minder hijskranen, bulldozers en sloopmachines. Met minder graffiti, verval, en tochtige straten. Zonder schreeuwende mensen op skelters, zonder zoete walm van wafels en ijs. Ik weet het, toch kom ik er graag. Waarom houdt de een van spruitjes en de ander van appelmoes?

Ik begin bij het kerkhof. Nee, dat is niet waar. Ik begin bij brasserie Du Parc, voor de beste garnalenkroketten van het land en een glas Duvel. Dat is traditie. Daarna ga ik naar het kerkhof. Thuis doe ik dat alleen als het moet, maar hier valt zo’n bezoek minder zwaar.

De begraafplaats ‘Paster Pype’ is fraai. Vervallen, dat wel, maar er staan indrukwekkende praalgraven die op het Cimetière du Père-Lachaise niet zouden misstaan. In 1852 werd hij in gebruik genomen, in 1976 was hij vol.

‘Paster Pype’ was – lees ik op een plaquette naast de toegangspoort – de eerste staatsaalmoezenier voor de Belgische Zeevisserij en stichter en directeur van de Vrije Visserijschool. Hij ligt er zelf ook, tussen politici, burgemeesters en andere hotemetoten.

Een opvallende naam trekt mijn aandacht: William Davies Evans (1790-1872). Evans was kapitein op een postboot én uitvinder van de driekleurige verlichting die schepen moet behoeden voor aanvaringen. Evans was bovendien een verdienstelijk schaakspeler. Hij bedacht de Evansgambiet. Voor de kenners: 1.e4 e5 2.Nf3 Nc6 3.Bc4 Bc5 4.b4. Bij een gambiet offert de speler bewust stukken van het schaakspel op om een betere situatie te creëren.

Evans was dus een man die vele ongelukken wist te voorkomen, maar die ook begreep dat je soms eerst iets moet verliezen voor je kan winnen.

Dat fascineert me zo aan begraafplaatsen: je kan er urenlang mijmeren over de mensen die er liggen, over wat zij met hun leven deden en bereikt hebben. Maar het relativeert ook meteen: met of zonder driekleurige verlichting, met of zonder gambiet, uiteindelijk eindigen we allemaal hier. Akkoord, sommigen hebben een fraaier graf dan anderen, maar onder de grond zie je daar toch niets van.