Selfie

Foto: Grand Foulard

Ik vind ze fascinerend, die fotocabines op stations en in grote winkelcentra. Nog steeds dragen ze de naam Photomaton, naar het apparaat dat werd ontwikkeld door Anatol Josepho, een Russische immigrant die begin jaren twintig naar de Verenigde Staten trok. Na jarenlang knutselen, installeerde hij de eerste cabine in 1925 op Broadway. Het was direct een enorm succes. Mensen stonden in een lange rij te wachten om zich voor 25 cent te laten fotograferen. Na acht minuten tuimelde een stripje met acht opnamen uit de gleuf. In de beginjaren stond er overigens nog wel een assistent naast de cabine om het proces in goede banen te leiden. Pas vanaf 1934 kon de machine het helemaal zelf. Dat wil zeggen… de technische kant van het proces. De rest moet je als ‘model’ nog steeds helemaal alleen doen. En dat valt niet mee. Want: hoe moet ik kijken? Moet ik lachen of juist niet? Is recht vooruit het beste, of is een nonchalante blik naar opzij misschien beter? Wanneer komt de flits? Zit ik niet te hoog of te laag? Allemaal onzekerheden. En dat zie je. Althans, bij de meesten. Anderen zitten erbij alsof ze nooit anders gedaan hebben.

Fotocollectie Grand Foulard

De fotocabines worden nog steeds gebruikt. Vermoedelijk door verlegen mensen die niet naar een fotograaf durven. En door mensen die in een melige bui een serie gekke bekken willen vastleggen. Zoals de vrouw waarvan ik het strookje vind dat ze per ongeluk heeft achtergelaten in de gleuf van de machine. Waarschijnlijk ging het haar om de lol van het maken, en niet om het resultaat.

Cabine (2)

Foto: Grand Foulard, 2008

Een verstandig mens heeft er niets te zoeken. Ja, jolige lieden, die willen nog wel eens met meerderen gelijk in zo’n hokje kruipen voor een grappig bedoelde foto, maar voor een serieuze pasfoto moet je hier niet zijn. Ook al beweren de teksten aan de buitenkant van de cabine het tegendeel, in de meeste gevallen komt er een foto uit tevoorschijn die de ambtenaar van de Burgerlijke Stand onverbiddelijk afkeurt.
Op het centraal station van Rotterdam stonden er vroeger ook twee, een beetje verscholen en met lange gordijnen voor de deuropening, dus over gebrek aan privacy viel niet te klagen. De hokjes werden dan ook regelmatig gebruikt als toilet-, drugs- of sekshokje. En soms werd – tegen beter weten in – het geldlaadje opengebroken. Toen het metalen deurtje voor de zoveelste keer met grof geweld uit z’n scharnieren was gerukt, was de exploitant van de cabines het beu: een dag later waren de gordijnen drastisch ingekort. Weg privacy.

De man links zweeft met z’n billen boven het krukje. Hij heeft niet door dat het in hoogte instelbaar is, zodat lange mensen niet alleen met hun kin op de foto komen en korte mensen niet alleen met een plukje haar. Ik weet niet of u die Franse campingtoiletten kent, maar zo’n houding houd je niet lang vol. Het vereist enorm veel spiercontrole om je hoofd secondenlang exact op dezelfde hoogte te houden, precies voor het venstertje met de lens. Geleidelijk zakken zijn billen omlaag en wanneer ze in contact komen met het koude staal van het krukje, veert hij weer omhoog. Natuurlijk gaat juist op dat moment de flits. En dat is nóg een reden om die hokjes te mijden: het portret van een kampeerder die zit te poepen op een vies toilet, zo’n foto wil toch niemand?

Fotogezicht

Vrouw in fotocabine, jaren dertig, Italië, collectie Grand Foulard.

Vroeger kon je een fotogeniek persoon onderscheiden van een fotoschuw mens door de hoeveelheid gelaatsuitdrukkingen die iemand in huis had. Een echt fotomodel kon op commando lachen, huilen, serieus, boos of angstig kijken. Gewone mensen daarentegen – toen en nu – hebben vaak maar één blik: ze grijnzen of kijken strak voor zich uit, of ze nu op een trouwfeest of een begrafenis zijn.

Hedendaagse fotomodellen kijken ook vaak maar op één manier: emotieloos. Jullie kunnen allemaal dood neervallen, zo’n blik. Hun invloed op gewone stervelingen is enorm. Knappe jongen die het voor elkaar krijgt om z’n puberdochter of -zoon op een foto te laten (glim)lachen. Maar het kan erger: een paar jaar geleden struikelde je over de wannabee fotomodellen en bloggers met een duckface. Helemaal uitgebannen is die blik overigens nog steeds niet.

Nee, dan deze vrouw. Bij elke waarschuwingssignaal van de fotocabine trok ze een ander gezicht. En elke keer resulteerde dat in een prachtige foto. Dat vond ze waarschijnlijk zelf ook, of de geliefde aan wie ze de foto’s gaf. Hij of zij versneed ze niet tot losse opnamen, maar liet het strookje intact, als bewijs van haar vele gezichten en haar veelzijdigheid.

Cabine

Fotocollectie Grand Foulard

Ik kan het niet laten: iedere keer als ik langs een fotocabine loop, tuur ik naar de grond, op zoek naar een verloren of weggegooid pasfotootje. Het is vergeefse moeite. Sowieso worden fotocabines in Nederland nauwelijks gebruikt, maar mocht er al iemand een fotootje hebben laten vallen, dan is er direct een heel leger verzamelaars en kunstenaars me voor. Na films als ‘Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain’ en kunstenaars als Joachim Schmidt, worden zelfs de meest onbeduidende fotosnippertjes opgeraapt en als kostbaar kleinnood bewaard of als hedendaagse kunst tentoongesteld. 
In het buitenland is er meer kans op geluk. Deze vond ik in Parijs, bij Gare du Nord, nog geen tien minuten na aankomst in de stad. Prachtig hè? Eigenlijk moet ik ’m niet laten zien. Straks gaat u ook nog lopen turen.