Mislukt

Fotografie staat bol van de regeltjes. Plaats het onderwerp nóóit in het midden, bijvoorbeeld. In het midden is saai. Mensen die gevoel hebben voor compositie zetten het hoofdmotief op één derde van het beeld, dat is de regel. Westerlingen, vanwege hun van links-naar-rechts manier van kijken, plaatsen het onderwerp meestal rechts. Soms kan dat ook niet anders. Zoals bij deze ravijn. Of je moet aan de andere kant van de personen gaan staan, maar dan kom je in conflict met een andere regel: nóóit tegen de zon in!

Fotocollectie Grand Foulard

Augustus 1950, Pic du Midi de Bigorre, Franse Pyreneeën.

In 1950 zag je het resultaat pas wanneer je al lang en breed thuis was en de foto’s bij de fotohandel ging ophalen. Soms viel dat mee, meestal tegen. Dankzij het manco dat parallax heet – het zoekerbeeld stemt niet overeen met het beeld dat door het objectief valt – staat een deel van de geportretteerde personen buiten het kader.

Ik vermoed dat de maker van de foto niet blij was met het resultaat, misschien werd erom gelachen. Ik vind de foto juist geslaagd. Ik voel de beklemming en de duizelingwekkende diepte die tegelijkertijd aantrekt en afstoot.

Bijvangst

De meeste foto’s die ik op het internet koop, komen op eigen kracht, ze ondersteunen elkaar. Soms heeft de bezorgde handelaar er iets ter versteviging bij gestoken, een saaie ansichtkaart of een extra foto die vanwege een beschadiging toch onverkoopbaar is.

Pasgeleden zat er een stukje karton achter mijn aanwinst, geknipt uit een verpakking voor ontbijtbiscuits. Dat kwam harder binnen dan de foto’s.

Collectie Grand Foulard

Het stukje verpakking meet slechts 10,7 bij 15,4 centimeter maar barst van de informatie. Ik zie een biscuit op een wit bord. Er is een stuk vanaf gebeten, waarschijnlijk om aan te geven dat het lekkere biscuits zijn, waar je direct je tanden in wil zitten, ook zonder beleg. Dat beleg – die lepel jam – ligt ernaast. ‘Serveersuggestie’, heet zoiets. De fotograaf heeft er ook een paar korenaren en wat losse zaden bij gelegd, verwijzend naar de gezonde ingrediënten. De blauwe bessen zijn decoratief. Op de plakrand van de verpakking staan symbolen voor de drukker, houvast voor de uitlijning van de drukpers en de kleurinstellingen. En dan staan er nog een paar obscure cijfers op het deel van de verpakking dat meestal verborgen blijft: de productiedatum en cryptische informatie voor de mensen van de fabriek.

De biscuits worden gemaakt door Epi d’Or voor Leclerc, ontdek ik op het internet. De oorspronkelijke doos bevatte 36 ‘biscottes’, verdeeld over twee zakjes. Er zitten ‘fibres’ in en ze hebben NURI-score C. Geen idee of dat goed is, maar op een schaal van A tot en met E lijkt het mij nogal gemiddeld.

Maar daar gaat het allemaal niet om. Met informatie heeft het niets te maken. De eerste aanblik van het stukje verpakking was voldoende om me honderden kilometers weg te slingeren, naar jaren terug. De hypermarché! Leclerc, Auchan, Carrefour, Intermarché… exotische namen voor fascinerende plekken die eigenlijk mijlenver afstaan van de dingen waar ik van hou: natuur, rust, cultuur. En toch gaat mijn hart sneller kloppen van zo’n megahal volgestouwd met eten, drinken, meubels, schoenen, kleding, sieraden, dvd’s, wit- en bruingoed, bloemen en planten, tuinartikelen en kunststof zwembaden.

Dankzij het kartonnetje zie ik mensen met hun enorme karren langs onmetelijk lange stellingen rijden, door de rayons met groenten en fruit, langs koelingen met barbecuepakketten, rieten manden met baguettes, vitrines met geschaafd ijs vol verse vis. Een rilling trekt over mijn rug, vanwege dat ijs en de airco die ervoor zorgt dat het er in de zomer soms vijftien graden kouder is dan buiten. Maar de meest krachtige sensatie is de geur, een aroma van toeristenzweet, knoflookmonden, overrijpe camembert, schrale wijn, plastic douchegordijnen, wasverzachter en versgemalen koffie. Die geur is niet te koop. Heel af en toe krijg ik hem cadeau, dankzij een kartonnetje.

Spiegelen

Fotocollectie Grand Foulard

Spiegelsoof Pieter Vastbinder zal het met me eens zijn als ik beweer dat opvoeden voor een groot deel uit spiegelen bestaat. Kijk maar naar de jongen rechts. Gegarandeerd imiteert hij zijn vader die in een gekke bui zijn buik vacuüm zuigt en zijn borstkas laat zwellen. De moeder van de jongen moet erom glimlachen, maar als een boerin met kiespijn. Ze weet dat het origineel steeds minder op het spiegelbeeld is gaan lijken. Over niet al te lange tijd draaien de rollen om, en wordt de jongen het origineel. Helaas spiegelen veel ouders zich niet aan hun kinderen.

De boom in

Vrouw in boom
Fotocollectie Grand Foulard

Ik zie ze eigenlijk nooit, vrouwen in bomen. Maar als je af mag gaan op de foto’s, was het in de jaren vijftig vrij gebruikelijk. Ik heb er een paar van in mijn collectie. Geen fantastische opnamen, helaas, want die zijn door mijn Duitse concullega Jochen Raiss ingepikt. Hij heeft een indrukwekkende verzameling bij elkaar gesprokkeld waarmee hij met gemak twee boeken kon vullen: ‘Frauen auf Bäumen’ uit 2016 en ‘Mehr Frauen auf Bäumen’ uit 2017.

Vrouw in boom
Fotocollectie Grand Foulard

Waarom deden die vrouwen dat?

Van kinderen kan je zoiets verwachten: op jonge leeftijd verken je je grenzen, word je uitgedaagd, wil je erbij horen, overwin je je angsten. Maar waarom zou een jonge vrouw, vaak in nette kleren, zich langs een knoestige stam en een wirwar van takken naar boven wurmen? En nog een raadsel: klom de vrouw eerst die boom in, en kwam haar man, verloofde, vriend toen op het idee om haar te fotograferen? Of was er eerst het fototoestel en kwam daarna pas de gedachte op om eens gek te doen en een boom in te klimmen? Is de foto oorzaak of gevolg?

Volgens fotojournalisten moet ik er niets seksueels achter zoeken, maar volgens mij is het dat juist wél. Hoe zou je anders kunnen verklaren dat na de seksuele revolutie vrijwel geen enkele vrouw meer de boom in klimt?

Op weg

Fotocollectie Grand Foulard

Een half jaar na de begrafenis ging hij op reis. Te snel? Misschien, maar de liefde trekt zich niets aan van de tijd, of van normen en waarden. 

Maar nu, halverwege, sloeg de twijfel toe. De keuze om dat klere-eind weer terug te rijden, leek even onaantrekkelijk als de reis vervolgen. Blijven waar hij was, leek nog de beste optie. 

Hij schoot de snelweg af, zogenaamd om te tanken, maar de benzinemeter was nauwelijks van ‘max’ geweken. Bij het tankstation kocht hij chips in een kartonnen koker, naturel, want van paprika ging hij uit z’n mond stinken – Dus eigenlijk had hij de beslissing al genomen, besefte hij – en een flesje spa blauw.

Toen hij vanochtend vertrok had hij zich voorgenomen om ergens te gaan lunchen. Niet in een of ander ranzig wegrestaurant, maar in een pittoresk dorp, als voorschot op komende week. Vanochtend leek dat nog een heerlijk vooruitzicht, nu was alle eetlust verdwenen.

Het motregende, dus bleef hij in de auto zitten terwijl hij de chips een voor een vermaalde en met slokjes water wegspoelde. Op de parkeerplek naast de zijne deed een echtpaar besmuikt rek- en strekoefeningen bij hun Skoda. Een vrouw in een vuurrood joggingpak opende met het uiterste topje van haar wijsvinger het deksel van een afvalbak om een luier weg te gooien. Een man liet zijn chihuahua uit aan een veel te grote rollijn. Het waren het soort taferelen die hij elk jaar zag, maar deze keer voor het eerst alleen, zonder Emma. Vroeger hadden ze om dergelijke observaties gelachen, nu benadrukten ze zijn gemis.

Hij startte de motor. Volgens het navigatiesysteem nog tweehonderdzesentachtig kilometer. Drie uur en twaalf minuten, vanwege de bochtige binnenwegen in het laatste stuk. 

‘Ik gá gewoon,’ zei hij tegen zichzelf. Maar het duurde nog tot ver voorbij het eerste tolpoortje dat zijn uitgesproken beslissing ook een gevoel werd, alsof de rood-witte slagboom niet alleen de weg terug, maar ook zijn verleden moest afsluiten. 

Daarna ging het beter. Tijdens de laatste vijftig kilometer repeteerde hij opgewekt haar naam: Lisa, Lisa, Lisa. Tot hij zich realiseerde dat hij niet meer zeker wist of je Lisa met een s of een z schreef. En toen kwam ook de twijfel over de kleur van haar ogen, de geur van haar huid, de smaak van haar mond. Bij een witgepleisterd huis hield hij stil.

‘Bestemming bereikt’. Maar zo voelde het niet.

Rollebollen

Fotocollectie Grand Foulard

Deze kocht ik op een website voor verzamelaars. Met die aangesneden hoofden en rommelige compositie moet deze foto het hebben van het effect op de zintuigen. Een warme julidag. Ik voel en ruik het gemaaide gras dat ligt te drogen, ik hoor de kreten van plezier, ik zie de wereld tollen na te veel koprollen.

Fotocollectie Grand Foulard

Vanuit mijn behoefte om te ordenen koop ik korte tijd later een tweede foto van rollebollende kinderen. Pas na ontvangst zie ik dat het dezelfde kinderen zijn, en dezelfde moeders. Niet zo bijzonder, als de handelaar ook dezelfde was geweest. Maar de eerste foto komt van een man uit Normandië, de tweede van een vrouw uit Auvergne-Rhône-Alpes. Vijfhonderd kilometer van elkaar verwijderd. Er is vast een verklaring voor, maar dat ik tussen het aanbod van 1,7 miljoen foto’s op twee verwante foto’s stuit, beschouw ik als een mirakel. Meestal gaat weemoed gepaard met een warm gevoel, nu met een koude rilling.

Verontrustend (2)

Fotocollectie Grand Foulard

Een foto zegt meer dan duizend woorden is een van de meest onzinnige stellingen over fotografie. De meeste foto’s zeggen helemaal niets. Sommige foto’s roepen alleen maar vragen op, zoveel dat je er een naar gevoel van krijgt.

Zoals deze.

Een auto voor een groot huis, misschien een werkplaats of een boerderij. De ramen en brede deuren staan open, tegen de gevel groeit een weelderige klimplant. Het huis wordt door de felle zon beschenen, de auto staat in de schaduw. Het is zomer. Op het zanderig terrein ervoor ligt een rubberen slang, langer dan gebruikelijk, dikker ook. Rechts is een met stenen afgezet perkje te zien.

De auto is van Franse makelij, een Simca 9 Aronde, die tussen 1951 en 1955 heel populair was. Op basis van de grill durf ik te beweren dat het een Simca 9 Aronde Messagère betreft, een tweedeurs bestelbus-uitvoering.

Het portier aan de bestuurderskant staat open. Op de motorkap zit een kind, een meisje van ongeveer een jaar oud. Ze draagt een wit jurkje, witte sokjes en witte schoentjes. Misschien staat er iemand links van haar, maar die persoon is op de foto niet te zien. Dat maakt het beeld ongemakkelijk. Het voelt niet goed om zo’n klein kind onbewaakt op een motorkap te laten zitten.

Maar de foto wordt nog ongemakkelijker door de man achter de auto, deels verborgen achter het geopende portier. Hij draagt nette kleren, een wit overhemd en een donkere broek. En een geweer. Hij rent. Zijn linkerbeen vertoont bewegingsonscherpte. Achter het stuur zit een vrouw met donker haar. Is zij de moeder van het kind? Is de man met het geweer de vader?

De foto zou een opname van een filmset kunnen zijn, maar de amateuristische kwaliteit, het kleine vierkante formaat (9 x 9 cm) en de kartelrand passen daar niet bij.

Mijn blik wordt getrokken naar de vrouw achter het stuur. Ze lijkt voor zich uit te staren, niet naar het kind. Of kijkt ze helemaal niet, naar niets? Is er iets met haar gebeurd? Maar waarom lijkt het kind dan zo rustig?

Ik kijk weer naar de man. Waarom rent hij? Wat gaat hij met dat geweer doen? Is de grimas op zijn gezicht het gevolg van ingehouden plezier of de uiting van een gekwelde geest?

Ik blijf maar kijken: man, vrouw, kind, man vrouw, kind… Ik kom geen steek verder.

Wat is er gebeurd? Wat gaat er gebeuren?

Wie nam de foto? En waarom? Sommige foto’s stellen meer dan duizend vragen.

In de genen

Fotocollectie Grand Foulard

Vaak gaat het zo: iemand slentert met een paar vrienden of familieleden over de kermis. Ze belanden per toeval bij de schietkraam. Iemand uit het gezelschap stelt voor om een poging te wagen. Het resultaat – als er eindelijk raak is geschoten – leidt tot hilariteit en pogingen om nóg zo’n foto te scoren.

Fotocollectie Grand Foulard

Heel anders gaat het bij deze heer. Hij is een geroutineerd schutter, elke kermis komt hij meerdere keren, en altijd alleen. Het foto-resultaat is niet hilarisch. Hij trekt geen lachwekkend gezicht, althans, als je zijn verbeten gelaatsuitdrukking daar niet onder schaart. Hij draagt zijn nette pak en zijn fraaie vierkante horloge, en zijn haren zijn strak naar achteren gekamd. Hij is een man die het ver heeft geschopt, die respect afdwingt, maar ook een killer, iemand waar je voor uit moet kijken.

Fotocollectie Grand Foulard

Een dag later is hij er weer. Dit keer niet alleen. Het wordt tijd dat zijn zoon wordt ingewijd. Voor de gelegenheid heeft de man zijn netste pak aangetrokken en een ander horloge om gedaan. Beheerst geeft hij uitleg. Hij overhandigt zijn zoon het wapen en zet een stap naar achteren. Zijn zoon legt aan, knijpt één oog een beetje dicht, richt, brengt zijn ademhaling onder controle en haalt de trekker over.

Natuurlijk schiet hij raak. Het zit in de genen. Hij zal het nog ver schoppen.

Sterk

Beeld: Volkskrant Magazine/Aisha Zeijpveld

Op de cover van Volkskrant Magazine van 18 december 2021 staat cabaretier Peter Pannekoek op zijn handen. Of eigenlijk staat hij op twee champagneglazen die hij in zijn handen houdt. Of eigenlijk staat hij helemaal niet op zijn handen. Je hoeft niet eens heel goed te kijken om te zien dat hij gewoon op de grond staat en de glazen tegen het plafond houdt. Door de foto op zijn kop op de cover te plaatsen wordt de acrobatische illusie gewekt. Een nylon draad (?) aan een pand van zijn jasje en een omhoog staande schoenveter versterken het effect.

De fotograaf koos voor een houtje-touwtje-aanpak, ze nam niet eens de moeite om dat te verhullen. De vloer is niet weggeshopt, terwijl dat toch een piece of cake zou zijn. Maar juist daarom is deze foto sterk. Het plezier van het maken straalt ervan af. En daar kunnen veel fotografen nog wat van leren.

Dikke vrienden

Fotocollectie Grand Foulard

Op een bepaalde leeftijd wil je je meest dierbare speelgoed overal mee naar toe nemen. Voor de jongen op deze foto uit de jaren dertig is dat een Michelinmannetje. Officieel heet het popje Bibendum, ontleend aan de Latijnse uitdrukking Nunc est bidendum (Nu moet er gedronken worden). Beetje vreemde naam voor een mascotte van een autobandenfabrikant.

De slogan werd voor het eerst gebruikt op een reclameaffiche uit 1898. De band ‘drinkt’ obstakels op de weg, zoiets werd ermee bedoeld. Het mannetje werd een hit. Het verscheen op cabines van vrachtwagens, op wegenkaarten en als speelgoed.

Afbeelding publiek domein

Het is niet zo vreemd dat de jongen op de foto zo gehecht was aan zijn Bibendum. In 2000 werd het Michelin-logo als beste van de eeuw gekozen. Blijkbaar verlenen de ronde banden het poppetje een hoge aaibaarheid. Een gezellige dikkerd, zoiets. Dat is het nog steeds, ook al werd hij bij zijn honderdste verjaardag iets slanker gemaakt.