Roeiboot

We hebben de neiging om foto’s te maken van het afwijkende. Dingen die we dagelijks meemaken, handelingen die we regelmatig uitvoeren, zien we meestal over het hoofd. Te saai.

De meeste mensen zitten maar een paar keer in hun leven in een roeiboot. Dus tijd voor een foto. Meestal wordt die genomen aan het begin van de tocht, want na een tijdje is het wel duidelijk: roeien is heel vermoeiend en eigenlijk best saai.

In een roeiboot, fotocollectie Grand Foulard

Tent

Vrouw bij tent, fotocollectie Grand Foulard

Vakanties van vroeger associeer ik vooral met geuren. Niet met de zon op mijn huid, niet met zeezand op mijn boterham, niet met het geluid van joelende kinderen.

Dat komt, denk ik, door de tent. Een zespersoons bungalowtent met enorme plastic ramen waardoor de wereld er gekreukeld uitzag. Het gevaarte van meer dan veertig kilogram lag het hele jaar achter het schot, tussen spullen die we ooit nog dachten te kunnen gebruiken. Half juli werd hij in de achterbak van onze auto geladen, die daardoor meteen gevuld was. De obscure holtes werden door mijn moeder vakkundig gevuld met rollen toiletpapier, pakken toverrijst en Douwe Egbertskoffie. De rest moest in de auto, waardoor mijn broers en ik klemvast kwamen te zitten tussen beautycase, slaapzakrollen en luchtbedpomp.

Op de camping werd de zak met de tent na een jaar rijpen ontsloten en golfde het aroma van de vorige vakantie ons tegemoet. De tent is er niet meer. De geur is verloren gegaan. En ook al weet ik nog precies hoe hij rook, ik zou hem met geen mogelijkheid kunnen omschrijven.

Dit artikel werd ook gepubliceerd in REALmag #7 over weemoed

Pech

Jongen met halve fiets, fotocollectie Grand Foulard

Het lijkt een trucagefoto, met dat scherp afgesneden frame, alsof de rest – het stuur, de voorvork en het voorwiel – vakkundig zijn weggefotoshopt, maar ik vermoed dat het een ‘echte’ foto is. De fotograaf staat vermoedelijk te gieren van de lach achter zijn camera, maar bij de jongeman die het gehalveerde rijwiel vasthoudt kan er geen lachje vanaf. Sterker nog, hij lijkt geïrriteerd en weet er voor de foto nog een neutrale blik uit te persen.

Zijn ze met z’n tweeën op fietsvakantie? In die tijd – kort na de Tweede Wereldoorlog – ging je niet kamperen zonder dolk. Leende hij de fiets van zijn moeder, omdat die beter was dan zijn eigen barrel? Maar de fiets van ma bleek niet bestand tegen de zware beproeving van vele kilometers per dag en brak in tweeën. Na de eerste schrik begon de vriend te lachen. Het slachtoffer was nog niet zover. Gelaten liet hij zich fotograferen. Later zou ook hij om het voorval kunnen lachen, elk jaar een beetje meer.

Ramptoerisme

Kijkers bij gekantelde auto, jaren dertig, fotocollectie Grand Foulard

Wat trekt mensen toch om naar een ramp te gaan kijken? Is het leedvermaak? Illustreert het brandend pand of de gecrashte auto het risico dat we lopen en heeft het kijken een educatief karakter? Is het sensatiezucht? Ik denk vooral het laatste.

Ik herinner me een brand, niet ver van het huis waar we woonden. Mijn vader wilde erheen, met de auto. Mijn moeder vond dat een belachelijk idee, maar hij was niet tegen te houden. Hij nam mij met zich mee. Al bij het wegrijden van de parkeerplaats voor ons huis ging het mis: wellicht door de spanning draaide hij bij het achteruitrijden te stevig aan het stuur en klapte de auto met het rechter spatbord tegen de lantaarnpaal die op de stoep stond. We zijn niet meer naar die brand gaan kijken. Hoewel je mijn ouders geen praktiserende katholieken kon noemen, had mijn moeder het toch over een god die ogenblikkelijk straft.

Fris

Foto’s van alledaagse bezigheden zijn zeldzaam (zie: Gewoon dorst). Er zijn massa’s foto’s van vakanties, trouwerijen en feestjes, maar veel minder van mensen die afwassen, onkruid wieden of de kinderen van school halen. We leggen vooral het bijzondere op foto’s vast.

Vrouw hangt de was op, fotocollectie Grand Foulard

Ik heb slechts twee foto’s van wasgoed ophangende vrouwen in mijn archief, of eigenlijk drie, maar die derde telt niet omdat de foto niet werd gemaakt vanwege het ophangen van het wasgoed, maar vanwege de blote borsten van de vrouw.

Er wordt steeds minder wasgoed te drogen gehangen. Te bewerkelijk. Liever proppen we alles in een benauwde trommel. Daarmee dreigt een van de sterkste weemoed-stimuli verloren te gaan. Chemische wasmiddelen en wasverzachters hebben hetzelfde effect als een dagje drogen in de frisse wind, denken we. Welterusten.

Er is wel een keerzijde aan deze ontwikkeling. Nu wasgoed steeds minder vaak wordt opgehangen, neemt de kans op een foto toe. Digitaal, dat dan weer wel.

Dit artikel werd ook gepubliceerd in REALmag #7 over weemoed

Cabine (2)

Foto: Grand Foulard, 2008

Een verstandig mens heeft er niets te zoeken. Ja, jolige lieden, die willen nog wel eens met meerderen gelijk in zo’n hokje kruipen voor een grappig bedoelde foto, maar voor een serieuze pasfoto moet je hier niet zijn. Ook al beweren de teksten aan de buitenkant van de cabine het tegendeel, in de meeste gevallen komt er een foto uit tevoorschijn die de ambtenaar van de Burgerlijke Stand onverbiddelijk afkeurt.
Op het centraal station van Rotterdam stonden er vroeger ook twee, een beetje verscholen en met lange gordijnen voor de deuropening, dus over gebrek aan privacy viel niet te klagen. De hokjes werden dan ook regelmatig gebruikt als toilet-, drugs- of sekshokje. En soms werd – tegen beter weten in – het geldlaadje opengebroken. Toen het metalen deurtje voor de zoveelste keer met grof geweld uit z’n scharnieren was gerukt, was de exploitant van de cabines het beu: een dag later waren de gordijnen drastisch ingekort. Weg privacy.

De man links zweeft met z’n billen boven het krukje. Hij heeft niet door dat het in hoogte instelbaar is, zodat lange mensen niet alleen met hun kin op de foto komen en korte mensen niet alleen met een plukje haar. Ik weet niet of u die Franse campingtoiletten kent, maar zo’n houding houd je niet lang vol. Het vereist enorm veel spiercontrole om je hoofd secondenlang exact op dezelfde hoogte te houden, precies voor het venstertje met de lens. Geleidelijk zakken zijn billen omlaag en wanneer ze in contact komen met het koude staal van het krukje, veert hij weer omhoog. Natuurlijk gaat juist op dat moment de flits. En dat is nóg een reden om die hokjes te mijden: het portret van een kampeerder die zit te poepen op een vies toilet, zo’n foto wil toch niemand?

Gewoon dorst

Vrouw drinkt een glas water, fotocollectie Grand Foulard

Femme boit un verre’. Zo omschreef de Franse handelaar de foto die ik van hem kocht. En inderdaad, meer is het niet: een vrouw drinkt een glas, vermoedelijk water uit de kraan waar een flexibel verlengstuk aan is bevestigd. Niks bijzonders, ze had gewoon dorst.

Ze staat in een eenvoudige keuken, met een geiser, daarboven een provisorische afzuigkap voor de verbrandingsgassen, een planchetje met toiletartikelen en een ronde spiegel, een theedoek en een afdruiprek. Een eenvoudige keuken, een eenvoudige handeling, een alledaags tafereel, maar juist dát maakt de foto zo bijzonder.

Zinloos

Uit de verzameling ‘Wijzende mensen’, fotocollectie Grand Foulard

Op oudere foto’s zie je het regelmatig: mensen die ergens naar wijzen. Volstrekt zinloos. Wat blijkbaar onze aandacht verdient, ligt buiten de foto en zal altijd een mysterie blijven.

Uit de verzameling ‘Wijzende mensen’, fotocollectie Grand Foulard

Of die dwaze wijsvinger wijst iets aan wat we toch al zien.

Uit de verzameling ‘Wijzende mensen’, fotocollectie Grand Foulard
Uit de verzameling ‘Wijzende mensen’, fotocollectie Grand Foulard
Uit de verzameling ‘Wijzende mensen’, fotocollectie Grand Foulard

Waar kwam dat wijzen vandaan? Was het een afleidingsmanoeuvre? Een vorm van bescheidenheid? Kijk daar, kijk niet naar mij?

Op moderne foto’s wijst bijna niemand meer. Niet omdat we tot inzicht zijn gekomen dat wijzen nogal stompzinnig is. We zijn eraan gewend geraakt om onszelf centraal te stellen. Hier ben ik. Kijk niet weg, kijk naar mij.

Vingerlengte

AFP Photo, 1961 collectie Grand Foulard

Een gebaar van niks, hooguit twaalf centimeter wordt ermee begrensd, maar de gevolgen zijn dat allerminst.

De Berlijn Crisis. Dean Rusk (L), minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, en Andrej Gromyko, minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie, ontmoetten elkaar voor overleg op 22 september 1961 in het Waldorf Astoria Hotel in New York. Korte tijd later werd gestart met de bouw van de Berlijnse muur.

Fotocollectie Grand Foulard

Ik kom het gebaar opnieuw tegen, op een andere foto in mijn collectie. De afstand tussen de vingertoppen lijkt iets gegroeid. De andere vrouw kijkt verrukt. Waar dit gebaar toe heeft geleid is niet bekend.

Fotogezicht

Vrouw in fotocabine, jaren dertig, Italië, collectie Grand Foulard.

Vroeger kon je een fotogeniek persoon onderscheiden van een fotoschuw mens door de hoeveelheid gelaatsuitdrukkingen die iemand in huis had. Een echt fotomodel kon op commando lachen, huilen, serieus, boos of angstig kijken. Gewone mensen daarentegen – toen en nu – hebben vaak maar één blik: ze grijnzen of kijken strak voor zich uit, of ze nu op een trouwfeest of een begrafenis zijn.

Hedendaagse fotomodellen kijken ook vaak maar op één manier: emotieloos. Jullie kunnen allemaal dood neervallen, zo’n blik. Hun invloed op gewone stervelingen is enorm. Knappe jongen die het voor elkaar krijgt om z’n puberdochter of -zoon op een foto te laten (glim)lachen. Maar het kan erger: een paar jaar geleden struikelde je over de wannabee fotomodellen en bloggers met een duckface. Helemaal uitgebannen is die blik overigens nog steeds niet.

Nee, dan deze vrouw. Bij elke waarschuwingssignaal van de fotocabine trok ze een ander gezicht. En elke keer resulteerde dat in een prachtige foto. Dat vond ze waarschijnlijk zelf ook, of de geliefde aan wie ze de foto’s gaf. Hij of zij versneed ze niet tot losse opnamen, maar liet het strookje intact, als bewijs van haar vele gezichten en haar veelzijdigheid.