Op weg

Fotocollectie Grand Foulard

Een half jaar na de begrafenis ging hij op reis. Te snel? Misschien, maar de liefde trekt zich niets aan van de tijd, of van normen en waarden. 

Maar nu, halverwege, sloeg de twijfel toe. De keuze om dat klere-eind weer terug te rijden, leek even onaantrekkelijk als de reis vervolgen. Blijven waar hij was, leek nog de beste optie. 

Hij schoot de snelweg af, zogenaamd om te tanken, maar de benzinemeter was nauwelijks van ‘max’ geweken. Bij het tankstation kocht hij chips in een kartonnen koker, naturel, want van paprika ging hij uit z’n mond stinken – Dus eigenlijk had hij de beslissing al genomen, besefte hij – en een flesje spa blauw.

Toen hij vanochtend vertrok had hij zich voorgenomen om ergens te gaan lunchen. Niet in een of ander ranzig wegrestaurant, maar in een pittoresk dorp, als voorschot op komende week. Vanochtend leek dat nog een heerlijk vooruitzicht, nu was alle eetlust verdwenen.

Het motregende, dus bleef hij in de auto zitten terwijl hij de chips een voor een vermaalde en met slokjes water wegspoelde. Op de parkeerplek naast de zijne deed een echtpaar besmuikt rek- en strekoefeningen bij hun Skoda. Een vrouw in een vuurrood joggingpak opende met het uiterste topje van haar wijsvinger het deksel van een afvalbak om een luier weg te gooien. Een man liet zijn chihuahua uit aan een veel te grote rollijn. Het waren het soort taferelen die hij elk jaar zag, maar deze keer voor het eerst alleen, zonder Emma. Vroeger hadden ze om dergelijke observaties gelachen, nu benadrukten ze zijn gemis.

Hij startte de motor. Volgens het navigatiesysteem nog tweehonderdzesentachtig kilometer. Drie uur en twaalf minuten, vanwege de bochtige binnenwegen in het laatste stuk. 

‘Ik gá gewoon,’ zei hij tegen zichzelf. Maar het duurde nog tot ver voorbij het eerste tolpoortje dat zijn uitgesproken beslissing ook een gevoel werd, alsof de rood-witte slagboom niet alleen de weg terug, maar ook zijn verleden moest afsluiten. 

Daarna ging het beter. Tijdens de laatste vijftig kilometer repeteerde hij opgewekt haar naam: Lisa, Lisa, Lisa. Tot hij zich realiseerde dat hij niet meer zeker wist of je Lisa met een s of een z schreef. En toen kwam ook de twijfel over de kleur van haar ogen, de geur van haar huid, de smaak van haar mond. Bij een witgepleisterd huis hield hij stil.

‘Bestemming bereikt’. Maar zo voelde het niet.

Verontrustend (2)

Fotocollectie Grand Foulard

Een foto zegt meer dan duizend woorden is een van de meest onzinnige stellingen over fotografie. De meeste foto’s zeggen helemaal niets. Sommige foto’s roepen alleen maar vragen op, zoveel dat je er een naar gevoel van krijgt.

Zoals deze.

Een auto voor een groot huis, misschien een werkplaats of een boerderij. De ramen en brede deuren staan open, tegen de gevel groeit een weelderige klimplant. Het huis wordt door de felle zon beschenen, de auto staat in de schaduw. Het is zomer. Op het zanderig terrein ervoor ligt een rubberen slang, langer dan gebruikelijk, dikker ook. Rechts is een met stenen afgezet perkje te zien.

De auto is van Franse makelij, een Simca 9 Aronde, die tussen 1951 en 1955 heel populair was. Op basis van de grill durf ik te beweren dat het een Simca 9 Aronde Messagère betreft, een tweedeurs bestelbus-uitvoering.

Het portier aan de bestuurderskant staat open. Op de motorkap zit een kind, een meisje van ongeveer een jaar oud. Ze draagt een wit jurkje, witte sokjes en witte schoentjes. Misschien staat er iemand links van haar, maar die persoon is op de foto niet te zien. Dat maakt het beeld ongemakkelijk. Het voelt niet goed om zo’n klein kind onbewaakt op een motorkap te laten zitten.

Maar de foto wordt nog ongemakkelijker door de man achter de auto, deels verborgen achter het geopende portier. Hij draagt nette kleren, een wit overhemd en een donkere broek. En een geweer. Hij rent. Zijn linkerbeen vertoont bewegingsonscherpte. Achter het stuur zit een vrouw met donker haar. Is zij de moeder van het kind? Is de man met het geweer de vader?

De foto zou een opname van een filmset kunnen zijn, maar de amateuristische kwaliteit, het kleine vierkante formaat (9 x 9 cm) en de kartelrand passen daar niet bij.

Mijn blik wordt getrokken naar de vrouw achter het stuur. Ze lijkt voor zich uit te staren, niet naar het kind. Of kijkt ze helemaal niet, naar niets? Is er iets met haar gebeurd? Maar waarom lijkt het kind dan zo rustig?

Ik kijk weer naar de man. Waarom rent hij? Wat gaat hij met dat geweer doen? Is de grimas op zijn gezicht het gevolg van ingehouden plezier of de uiting van een gekwelde geest?

Ik blijf maar kijken: man, vrouw, kind, man vrouw, kind… Ik kom geen steek verder.

Wat is er gebeurd? Wat gaat er gebeuren?

Wie nam de foto? En waarom? Sommige foto’s stellen meer dan duizend vragen.

Om te lachen

Fotocollectie Grand Foulard

Op de kermis kon je je vroeger laten fotograferen voor een geschilderd decor in een automobiel of vliegmachine van karton of hout. Het was een groot succes. Niet omdat het zo echt leek – niemand twijfelde ook maar een seconde – maar vanwege het plezier dat het opleverde. Juist vanwege het nogal knullige resultaat ontlokten de foto’s een lach. En dat doen ze nog steeds.

Fotocollectie Grand Foulard
Fotocollectie Grand Foulard

Tegenwoordig zijn er cabines waar je je in elk gewenst decor kan laten fotograferen. Dankzij green screen en digitale technieken is het een fluitje van een cent. Het resultaat is vrijwel niet van echt te onderscheiden. Maar om te lachen? Nee, dat is het zelden of nooit.

Fotocollectie Grand Foulard

Dood

Is hij dood?
Hij lijkt dood. Althans, zo zien doden er in films uit, of op foto’s. Ik heb te weinig ervaring met echte doden om het zeker te weten. Hij ligt er wel heel vredig bij, in z’n keurige donkere pak. Zelfs de auto werkt mee. Hij is eenvoudig, maar donkerblauw en keurig gewassen. De man ligt er bijna bij als de doden op de foto’s van Elizabeth Heyert, alleen zijn openstaande mond valt wat uit de toon. Ik blijf een tijdje staan kijken, want het blijft vreemd, een slapende of dode man ’s ochtends om half negen in een drukke Rotterdamse straat.
Misschien is het zo’n iemand als Will Smith in ‘Pursuit of happyness’; straatarm, maar keihard werkend, op weg naar de top. Het enige dat hij bezit is de donkerblauwe auto en het nette pak. Het succes moet wel snel komen, want als je ook in je nette pak moet slapen, ziet het er al snel sjofel uit.
’s Avonds, als ik naar het station loop, is de auto weg. Pas enkele weken later wordt m’n vraag beantwoord: de auto staat er weer en opnieuw ligt de man met geopende mond achter het stuur. Gelukkig, hij was niet dood.
Maar die wetenschap lijkt nu zonder waarde…