BEMD BLOG

Gert-Jan van den Bemd

ONVERGETELIJK

 

 

 

Waar ging het ook al weer over?

Ja, goeie vraag: waar ging het ook al weer over?

Dorothée Forma stelde de vraag aan Lodewijk de Waal in de documentaire ‘Ik geloof in twijfel’. Ze had het over de demonstratie op 20 september 2004 in Rotterdam, en die in Amsterdam, een kleine twee weken later.

De Waal sprak als vakbondsleider van het FNV op beide bijeenkomsten.

Gelukkig, De Waal wist het nog: ‘Het ging officieel over vervroegde uittreding die het kabinet wilde afschaffen, over een aantal maatregelen in de WAO die ze wilde nemen, het ging daaronder – want je moet altijd de laag daaronder zien te raken, wil je echt kunnen mobiliseren – over een geweldige ontevredenheid met een, nou ja, een ongelooflijk autistisch rechts kabinet.’

O ja, dat was het.... Ik was het eerlijk gezegd vergeten. Maar ik was er wel, in Rotterdam en in Amsterdam. Sterker nog: ik stond vooraan. Heel even ben ik in de documentaire te zien, ter hoogte van De Waal’s elleboog.

Een onvergetelijk moment.

 

27 september 2010

 

 

 

EIGENLIJK

 

 

In Bellingen (B) exposeer ik in een slaapzaal met elf stapelbedden; tweeëntwintig slaapplekken op een oppervlak van vijftig vierkante meter. Niet alleen die overbevolking maakt de ruimte benauwd.

Vroeger was het een internaat en sliepen hier tweeëntwintig kinderen uit probleemgezinnen. Nu worden er af en toe jeugdkampen georganiseerd en doen tweeëntwintig jongeren er geen oog dicht.

Aan de wand hangt een geplastificeerd A-viertje met gedragsregels: ‘Onderlaken en hoofdkussensloop zijn eigenlijk verplicht’.

Eigenlijk.

De huisbewaarder gaat niet op zijn strepen staan.

In een tijd waarin het imago van slaapzalen zo is bezoedeld, is het ook niet gepast om kinderen de wet voor te schrijven.

 

27 september 2010

 

 

BOKSBALBRIL

 

 

Da’s lang geleden... trekbal, ook wel zoom-zoombal genoemd. Een gadget uit de jaren zeventig, maar weer terug van weggeweest. Er was niet zoveel aan, kan ik me herinneren. De enige – misplaatste – lol bestond uit de handigheid om de touwen met zo’n felle beweging uit elkaar te trekken, dat de ovale bal met een harde klap tegen de handvatten van de ander knalde.

 

 

Nee, dan was dit ding een stuk toffer! Het bestond uit een forse bril met plastic spijltjes in plaats van glazen, met daaraan een elastiek en een opblaasbare bal. Door middel van boksbewegingen moest je de bal voortdurend in beweging zien te houden, wat resulteerde in een continu geruk aan de bril. Na een kwartiertje boksen had je een merkwaardige afdruk van het montuur in je gezicht staan.

 

We kregen de boksbalbril tijdens de zomervakantie van 1971. Als ik me goed herinner werden ze verkocht bij het Kaufhaus in Trier. Echt een rage is het niet geworden. Nu ik de foto zie, begrijp ik ook wel waarom.

 

24 september 2010

 

 

OPVALLEN #2

 

 

Onze favoriete camping heeft zijn charme verloren. Zo gaat dat met favoriete dingen. Wat wij mooi, leuk, schilderachtig, lekker of aantrekkelijk vinden, wordt namelijk ook door anderen om dezelfde redenen gewaardeerd. Waarom konden we nou niet één keer een fantastische ontdekking voor onszelf houden, zodat het ook zo zou blijven? Maar nee hoor, we moesten het weer zo nodig delen met familieleden, collega’s, vrienden en kennissen, waarvan er altijd wel een paar ook die fantastische ervaring willen meemaken. Het gevolg: een massale toeloop naar dat idyllisch oord, met desastreus effect. Onze camping is onze camping niet meer. Hij is nu van ons allemaal. Oké, hij is op bepaalde terreinen verbeterd, maar ze zijn een beetje doorgeslagen. We moeten nu verplicht een polsbandje dragen. Knalblauw, lekker opvallend. Dan kan iedereen ons als campingbewoner herkennen. Nee, dat is niet handig, dat is vervelend! Want het bandje kan maar één keer omgedaan worden en pas bij vertrek worden verwijderd. Je bent dus overal – ook buiten de camping – herkenbaar als campinggast en dat garandeert een behandeling waar je zelf om vraagt: als geoormerkte koe, klaar om gemolken te worden, of erger: in de rij voor de slachtbank.

 

17 september 2010

 

LEVEN

 

 

Urenlang kan ik het volhouden: slenteren langs de vloedlijn, mijn blik niet gericht op het aquatisch natuurgeweld, maar op het achtergelaten spoor van kiezels en zeewier dat eindeloos lijkt door te gaan. Als een jutter met engelengeduld speur ik naar schatten van de zee. Op een goed strand ligt niet te veel, eerder te weinig. De scheidslijn tussen uitdagend en geestdodend is vaag; het verlangen belangrijker dan het vinden.

 

17 september 2010

 

DISCOMAMA

 

 

‘Mama, gaan we naar de tent? Ik ben moe.’

“Zo schat, mama moet nog even wat dansen met die meneer.’

 

....

 

‘Mama, gaan we nu?’

‘Nog heel even. Ga nog maar even lekker daar zitten. Kijk maar een beetje naar al die gekleurde lichtjes. Mooi hè?’

 

....

 

‘Ach, kijk nou, die kleine schat, ligt ze gewoon te slapen. Nou vooruit dan, nog één wijntje.’

 

 

17 september 2010

 

EVA

 

 

Ze heet Eva, of beter: ze heten Eva, want ook al wordt de suggestie gewekt dat ze solo optreedt, ze zijn wel degelijk met z’n tweeën. De één kan zingen en dansen, de ander alleen dansen en matig playbacken. Als de één haar optreden als Sneeuwwitje heeft beëindigd, komt de ander op als Marilyn Monroe, of als Mary Poppins, of als uitdagende discozangeres. Alle stoelen in het zaaltje zijn ingenomen door het klein grut van de camping, dat vanwege de vakantie op mag blijven tot het afgelopen is. Eva is het eerste variété waarbij de vaders van het klein grut morrend hun positie accepteren: buiten de zaal, ver van het zinderend podium. Merde!

 

17 september 2010

 

ANDERE TIJDEN

 

 

Elk jaar halen de bewoners van Challans alles wat er maar een beetje oud uitziet van zolder, rollen ze hun aftandse Peugeots en Citroëns uit de garage en hullen ze zich in het kloffie van hun grand-père en grand-mère . Ze noemen het autrefois en die vrijblijvende titel legitimeert om alles wat voorbij is van stal te halen. Ook letterlijk, want er wordt driftig met ezelkarren rondgereden en continu worden er ijzers onder paardenhoeven geslagen. Ook de commercie laat zich niet onbetuigd en stalt zijn waar uit op straat, in kraampjes voor de winkel, tegen speciale (lees: hogere) prijzen. Het is een merkwaardige mengelmoes van tijden en stijlen, die nog eens wordt versterkt door de onvolkomenheden: mensen in klederdracht van 1900 dragen design brillen van Christian Dior of Dolce & Gabbana, bellen met de nieuwste Nokia en fotograferen elkaar met 10 megapixel camera’s. Alleen de paarden- en ezelpoep die na afloop van het festival de straten decoreert is authentiek en doet je beseffen dat vroeger niet alles beter was.

 

17 september 2010

 

OPVALLEN

 

 

Ik zie eruit als een punker die op aandringen van zijn moeder de twee veiligheidsspelden uit zijn onderlip heeft verwijderd, omdat hij naar zijn eerste sollicitatiegesprek moet. Het komt door het Franse stokbrood. Het ziet er hetzelfde uit als in Nederland, maar als je er in bijt spat het in verrraderlijk scherpe korstsplinters uiteen en doorklieft het je toeristenlippen. Voor zover de Fransen dat al niet meteen doorhadden, ben ik nu op voorhand al te herkennen als ‘étranger’.

 

17 september 2010

 

 

REFLECTIES

 

 

Foto’s zijn reflecties van het leven, maar als je veel naar foto’s kijkt gaan ze andersom werken: in het dagelijks leven ga je foto’s herkennen. Zo meende ik in deze groep mensen aan de oever van een kreek een foto van Henri Cartier Bresson te zien.

 

 

Thuis bleek de overeenkomst met ‘Au bord de la Marne’ uit 1938 maar matig. Blijkbaar is de foto van HCB zo’n icoon geworden dat de waarneming van een paar mensen aan een oever al voldoende is om de realiteit te verdringen.

 

13 september 2010

 

 

 

NASMAAK

 

 

Paters staan vaker op etiketten. Ze zien er gezellig uit: een beetje mollig, blozende wangen, guitige glimlach. Dat geeft het product – het bier of de kaas – het imago van het rijke Roomse leven. Alleen jammer van dat vingertje voor de lippen. Dat roept associaties op met een minder florissant aspect van de katholieke kerk en het geeft de kaas toch een wat bittere nasmaak.

 

12 september 2010

 

DOMINIQUE MAGNIFIQUE

 

‘Zijn er mensen uit Parijs in de zaal? Van de Marne? Uit Nantes?’

De artiest – volgens het bordje op zijn elektrische piano heet hij Dominique - krijgt weinig respons op zijn pogingen om het publiek bij zijn optreden te betrekken. Niet zo vreemd, want de spoeling is dun vanavond. De verklaring voor de lage opkomst blijft giswerk, want gisteren, bij de Bingo, en de avond ervoor, bij de missverkiezing, was de zaal vol. Aan de goede man ligt het niet. Hij speelt nu al meer dan twee uur onafgebroken op zijn elektrische piano, het ene chanson na het andere. Zijn stem is goed, een beetje rauw, met een licht slisje. Soms, wanneer zijn broer het podiumlicht niet te fel zet, heeft hij wel iets weg van Berlusconi. Was hij veertig jaar later geboren, hij was beslist tot de finale van Idols doorgedrongen.

‘Zijn er blonde vrouwen in de zaal?’ roept hij in zijn microfoon. Dan pas dringt het tot me door dat het geen retorische vraag is: hij kan het echt niet zien, de man is blind.

De enige blonde vrouw op de dansvloer gaat volkomen onnodig snel op haar stoel zitten.

‘Zijn er dan brunettes in de zaal?’

De twee meisjes die op dat moment als enigen de dansvloer bezetten geven schoorvoetend toe. De man nodigt ze uit om zijn ‘ja-die-ja-die-ja-die-jo’ na te zingen. Ze hebben net genoeg wijn gedronken om zijn verzoek op te volgen. Bij gebrek aan blondines herhaalt hij het spel met de mannen en de vrouwen. De reacties zijn wat tam, maar de zanger weet van geen ophouden. Zijn broer kijkt op zijn horloge, geeuwt en begint alvast de stroboscoop op te ruimen, daarna de rode, gele en blauwe spotlights. Het TL-licht gaat aan. Eindelijk bedankt de zanger zijn schaarse publiek, dat zijn uiterste best doet om het applaus oorverdovend te laten klinken.

‘Jullie zijn magnifique!’ slist de zanger, want hij is dan wel blind, maar niet gek.

 

12 september 2010

 

BINGO

 

 

Le salle polyvalente zit tjokvol. De lucht is zo warm en dik als een pas gebakken flan. Voor twee euro per kaart kunnen de campinggasten Bingo spelen, of Lotto zoals het hier heet. Op een laag podium leest de vaste animator van de camping – hij organiseert ook de missverkiezing en de disco-avonden – de nummers die hij uit het korfje heeft gevist met sonore stem voor: ‘le vingt-et-un, le vingt-et-un, le deux, le deux...’

Voor wie dat nog te snel ging hangt zijn secondant de getrokken nummers op een bingokaart met het formaat van een flipoverbord.

De blikken van de spelers turen hoopvol naar de vier, of zes, of acht kaarten die sommigen voor zich op tafel hebben uitgespreid. Zie ik er ook zo uit als ik Bingo speel, of heeft er toch enige selectie aan de deur plaatsgevonden?

De spanning is te snijden. Merkwaardig, want voor de prijzen, die rond de animator zijn opgesteld, zouden de meesten hun nest niet uitkomen: een zonneligbed, waar je gebroken vanaf komt, een CD-houder, waar slechts twintig CD’s in kunnen, maar die wel de omvang heeft van een flinke koelkast, een wereldontvanger die slechts het gejank van een Mexicaanse hond voortbrengt.

Iemand heeft een volle kaart. De teleurstelling bij de anderen is voelbaar: alweer een verloren ronde. De vrouw gaat staan en leest de nummers op haar kaart langzaam voor. De animator herhaalt de nummers, gevolgd door een bevestigend ‘oui’, behalve bij het laatste getal, dan zegt hij ‘non’. Het is zijn vaste grap, maar hij werkt altijd.

‘Quatre-vingt-huit,’ zegt de vrouw.

‘Non,’ zegt de animator.

‘Mais oui!’ zegt de vrouw.

‘O ja, toch wel,’ zegt de animator.

Iedereen lacht. De vrouw kiest een sapcentrifuge waarmee je in tien seconden een vol glas jus d’orange kunt persen. Daarna kost het een half uur om het ding weer schoon te maken.

De fiches worden weer in de bakjes geschoven. We zijn klaar voor de volgende ronde.

 

12 september 2010

 

VAKANTIEBOEK

 

 

Op de Franse pagina staat een opdracht: ‘Met dank voor alles wat ik van je geleerd heb, o.a. op vioolgebied.’

Ik heb het boek op Marktplaats gekocht. Wie doet er nou een boek weg met een opdracht? Misschien was de genegenheid van de gever voor de ontvanger groter dan omgekeerd. Misschien is de ontvanger overleden en hebben zijn nabestaanden zijn boeken met een opkoper meegegeven. Of misschien was zijn echgenote niet zo blij met die dankbaarheid – vooral niet met dat onheilspellende ‘o.a.’.

Want zeg nou zelf: het valt niet mee om die afkorting zonder diepere betekenis te lezen. Vioolgebied, ammehoela! Hoe dan ook, door die twee letters is mijn luchtige vakantielectuur een heel stuk zwaarder geworden.

 

12 september 2010

 

EENHEIDSWORST #2

In de vergader- annex trouwzaal van het gemeentehuis exposeert de plaatselijke fotoclub. Op wanden van gaas hangen close-ups van bloemen en insecten, een serie over surfers in kleur, een serie over boksers in zwart-wit.

Waar ben ik? Een buurthuis in Oude-Pekela? Een feestzaal in Heerlen? Een schoolgebouw in Schoorl?

Alleen het statieportret van Nicholas Sarkozy en de buste van Jeanne d’Arc - met RF-medaillon tussen de ferme borsten - maken nog het verschil.

 

12 september 2010

 

SNACKLOKET

 

 

 

De vette geur van hamburgers, crêpes, wafels en friet zou ze moeten afschrikken, maar geen enkele hongerige mot kan de magnetiserende gloed van haar lampen weerstaan.

 

 

Ze verkoopt ook Chichi – beslag dat door een spuitmond tot slierten wordt geperst en vervolgens wordt gefrituurd – met suiker of met chocoladepasta. Echt lekker kan het niet wezen, want er ligt al dagenlang een volle puntzak langs de kant van de weg. Zelfs de meeuwen, toch niet gauw ergens vies van, wagen zich er niet aan.

 

5 september 2010

 

PLASSEN

 

 

De stad is vergeven van de roodharigen, want het is Roodharigendag in Breda, of beter: de COEBERGH Roodharigendag, want het evenement heeft een fanatieke sponsor.

 

 

 

Nadeel van die bessenjenever is dat je zo vaak moet plassen, maar gelukkig is er een openbaar toilet in het Valkenberg. Alleen is één toilet wel wat weinig bij zo'n opkomst. En sta je een kwartier met je soortgenoten in de rij.

 

Ach, ze kleuren in ieder geval mooi bij het cortsenstaal.

 

5 september 2010

 

 

EENHEIDSWORST

 

 

Ze zijn een plaag. Vroeger, in de jaren zeventig, zag je ze alleen in je eigen woonplaats, voor de Hema of V&D: Inca’s. Nu zie je ze werkelijk overal. Op alle markten en braderieën staan ze in hun kleurrijke poncho’s te toeteren op hun bamboefluiten, tegen muzikaal behang uit een luidspreker. Vroeger was het allemaal echt wat je hoorde. De muziek die ze op straat maakten, kon je mee naar huis nemen op een cassettebandje dat ze zelf op hun zolderkamertje hadden vol gespeeld. Nu verkopen ze CD’s, niet één maar wel zes verschillende. Op het hoesje staat een groepje soortgenoten, maar het is onmogelijk om vast te stellen of de muzikanten op straat dezelfde zijn als de artiesten die de CD hebben gemaakt; ze zien er allemaal hetzelfde uit. Het maakt ook niks uit: de muziek klinkt toch overal hetzelfde: El condor pasa, Achachau, The sound of silence, het is één mistroostige Zuid-Amerikaanse eenheidsworst.

Welke kwade genius heeft die lui gekloneerd? Het is de hoogste tijd om de Inca’s te verbannen. Laten we ze verklaren tot cultureel erfgoed: iets wanstaltigs dat alleen bij hoge uitzondering uit het museum mag komen, met Koninginnedag bijvoorbeeld. Gelijk met die andere ergerlijke bron van geluidshinder: het draaiorgel.

 

2 september 2010

 

PROFS


 

Ze begonnen om 21.00 uur met hun optreden, zij achter de microfoonstandaard, hij met een draadloos klemmicrofoontje en een elektrische gitaar. Het publiek bestond in het begin van de avond uit zesjarige meisjes, maar naarmate de avond vorderde kwamen ook de ouders en wat melige jongelui op de dansvloer. Ze speelden van alles: van Franse chansons, tot rock-'n-roll en rockmuziek. Tijdens de intro van 'I gotta feeling' van The Black Eyed Peas brak zijn hoge E snaar. Hij zong onverdroten door, toverde ondertussen het juiste zakje met een verse snaar tevoorschijn en wisselde die binnen vier seconden en achttien honderdste. Even stemmen op de monitor en hij pikte zijn gitaarsolo op alsof er niets gebeurd was. Om 24.00 uur speelden ze hun laatste nummer. Ze hadden drie uur continu opgetreden, want zelfs toen hij zich van de 1,5 liter mineraalwater die hij tussendoor had weggeklokt moest ontdoen, deed zij een gevoelig solonummer. Zoals het een echte prof betaamt vergat hij niet om tijdens het plassen zijn klemmicrofoontje even uit te zetten.

 

1 september 2010

 

 

VERLOREN

 

 

Op de één of andere manier klinkt ‘objet perdu’ zwaarder dan ‘gevonden voorwerpen’. Dat komt door het woord ‘perdu’, dat geen gevonden betekent, maar verloren. Want daarin zit het verschil; in de positieve of negatieve benadering van dat washandje en die tandenborstel, in dat treurige mandje.

 

26 augustus 2010

 

KLAPVEE

 

Talkshows met maar weinig inhoud moeten het hebben van een hoog tempo (De Wereld Draait Door) of levend behang (De Wereld Draait Door). Het klapvee wordt achter de gasten en / of de presentator gezet, zodat de kijker, wanneer hij even de aandacht niet bij de les kan houden, de blik kan richten op de toeschouwers aan de andere kant van het kijkglas. Meestal zijn dat mensen die zich vrijwillig hebben opgegeven om een uitzending live bij te wonen. Echte fans dus, maar meestal blijkt zo’n programma nog saaier dan op de tv, want je ziet ze zelden gelukzalig om zich heen kijken. Dat is voor ons kijkers thuis een feest van herkenning: het is alsof we in een spiegel kijken.

 

 

De talkshow van Andries Knevel en Tijs van den Brink – door henzelf tot een pittig Kavédébé afgekort – moet het tempo ontberen, maar het levend behang hebben ze wel. De aflevering van gisteren was op één onderwerp na – een vrouw wier moeder niet was verzorgd in een tehuis dat wel die taak had – niet echt boeiend, maar het studiopubliek maakte veel goed. Sterker nog: het publiek was veel beter dan het programma.

 

 

 

 

In gedachte hoorde ik de floormanager, of hoe heet zo’n iemand die het publiek hun plaats toekent, al jubelen: ‘Ga jij maar hier zitten, zo ja, schuin achter meneer Wynia. En jij hier, een beetje opzij van meneer Derksen en jij in de kijkdiagonaal van meneer Aantjes, dan wordt het toch nog een mooie uitzending.’ En dat werd het zeker: brunette, blond en roodbond, Kavédébé had gisteren stamboekklapvee.

 

 

nb. Het meisje achter meneer Wynia (voor de kijkers thuis rechts) mag wat mij betreft tot vast decorstuk worden benoemd.

 

 

4 augustus 2010

3 OPTIES

 

 

Een kind dat net iets te enthousiast haar pop liet voelen hoe het is om in een cabrio te rijden? De daad van een jaloerse broer? Of een vader die het gejengel op de achterbank meer dan zat was?

Meer verklaringen kan ik niet bedenken, maar als ik dan toch moet kiezen, doe dan maar optie 1.

 

1 augustus 2010

 

KIETELEN

 

 

‘Je moet jezelf af en toe eens kietelen,’ zei de vrouw.

 

Ik heb gelezen dat dat niet kan. Kietelen werkt alleen als het onverwacht gebeurt. En het moet spannend zijn, maar wèl op een leuke manier. Dat vereist vertrouwen. Je vriendin kan misschien lekker kietelen, maar die enge man in het park moet het beslist niet in z’n hoofd halen.

 

Maar zij bedoelde dingen kopen, jezelf verwennen.

 

Ahhh... zo kietelen.

Ja, dan werkt het wel. Hoewel, als je onverwacht iets krijgt, van iemand die je graag mag... dat is toch leuker dat doe-het-zelf gedoe.

 

31 juli 2010

 

 

 

ZIEK IN SPANJE

 

 

Mijn zwager lag pasgeleden in een ziekenhuis in Valencia, met een klaplong. Hij deelde een kamer met een Spanjaard, een oude man die aan zijn heup was geopereerd. Op de kamer was één televisie. En je had een kaart nodig om het ding te activeren. Als je nog nooit in een Spaans ziekenhuis hebt gelegen weet je dat niet. Dus de oude man had als eerste een kaart. En degene met de kaart bepaalt of de televisie aangaat en op welke zender. De oude man keek graag naar het stierenvechten. Dat vinden de meeste mensen al niet fijn, maar als je zojuist aan je longen geopereerd bent is het afgrijselijk. Elke steek van de banderilla of de estoque wordt lijfelijk ervaren.

In Catelonië wordt het stierenvechten verboden. Met ingang van 2012 mag het voor de lol doden van stieren niet meer. Helaas geldt het verbod niet in heel Spanje. In Madrid en Valencia gaat de ellende gewoon door. ‘Cultureel erfgoed’ heet het daar. Misschien toch een reden om voor Barcelona te kiezen, als u weer naar Spanje op vakantie gaat. Want voor je het weet lig je toch naar het stierenvechten te kijken.

 

29 juli 2010

 

 

MISLEIDING

 

 

Een dertigjarige Palestijnse man is afgelopen maandag veroordeeld tot 18 maanden cel. Hij had zich voorgedaan als Jood, op zoek naar een serieuze relatie. Een Joodse vrouw was op zijn avances ingegaan, maar kwam er later achter dat hij een Arabier was en deed aangifte van verkrachting. De Israëlische rechtbank gaf haar gelijk en oordeelde dat de man haar had verkracht door misleiding.

Een liberale commentator merkte op dat de zaak waarschijnlijk heel anders was gelopen als de man Joods was geweest en seks had gehad met een moslim vrouw door zich voor te doen als moslim.

 

Maar volgens mij voert deze gerechtelijke uitspraak nog veel verder: als ‘misleiding’ als middel om tot seks te komen strafbaar wordt gesteld, dan kan het merendeel van de mannen nu hun toilettasje gaan pakken. Want welke man bleek op termijn nog die humoristische, sportieve, attente, lieve jongen van het eerste afspraakje?

 

23 juli 2010

 

VERTROUWEN

 

 

Wat hebben sommige mensen toch een grenzeloos vertrouwen...

 

 

Maar ik word er onrustig van. En ga er alleen maar harder door fietsen, zo snel mogelijk onder het hangend noodlot door. Het is wel goed voor de conditie. Straks kan ik nog mee gaan doen met de Acht van Chaam...

 

20 juli 2010

 

ACHT ACHT

 

 

Het drong niet meteen tot me door.

Omdat ik deze foto maakte tijdens de doortocht van de Tour de France in de grensplaats Putte, dacht ik van doen te hebben met een fervent liefhebber van de Acht van Chaam, een wielercriterium dat op de eerste woensdag na de Ronde van Frankrijk wordt verreden. Mijn vraag over de tatoeage leidde tot een niet te reproduceren verhaal en de bijna dierlijke greep naar een blond meisje. Toen wist ik het weer...

 

6 juli 2010

 

 

MISSREAL

 

 

Een selectie uit de serie 'Looking at Tim' is gepubliceerd in MissReal, een tijdschrift over echte schoonheid van Sanoma Uitgevers. Oplage: 50.000. Vanaf 17 juni 2010 in de winkel.

 

 

 

18 juni 2010

 

THUIS

Schiphol, bagage claim area.

Elke keer dat een groepje reizigers hun koffers van de band had gesleurd en via de schuifdeuren in de aankomsthal stapte, klonk een luid gejoel. Mijn bagage kwam na twintig minuten nog steeds niet uit het luik en dan gaat dat joelen je wel een beetje tegenstaan. Na een half uur was het bijna stil geworden – bijna – want een volgend vliegtuig was inmiddels gearriveerd en toen die passagiers met hun koffers vertrokken, ging het weer vrolijk verder.

 

Mijn koffer - daar was ik inmiddels wel van doordrongen - zou niet meer komen. Dat schijnt vaker voor te komen, want ze hebben er zelfs een speciale balie voor gemaakt. Ook vandaag was ik niet de enige: er stond een flinke rij. Drie Schiphol medewerkers stelden met monotone stemmen hun vragen: wat voor bagage was het: hardshell? Rugzak? Trolley? Welke kleur? Ondertussen ging het gejoel onverdroten verder. ‘Ik word er niet goed van!’ mopperde de middelste medewerker. Hij was waarschijnlijk de baas van de drie, want hij gaf opdracht aan zijn linker collega om te bellen of dat lawaai misschien kon ophouden. Het telefoontje naar ‘Security’ duurde maar kort. ‘Het zijn onze eigen mensen,’ zei de baliemedewerker mat.

 

Met het lost-luggage-formulier in mijn hand trok ik naar de schuifdeuren, niet echt in de stemming voor ‘hoera’-geroep. Bij ‘onze eigen mensen’ dacht ik aan nukkige beveilgers die geforceerd vrolijk stonden te doen, niet aan deze frisse Hollandse meiden in Delftsblauwe jurkjes. Gewillig liet ik me huggen en ze drukten me een bosje tulpen in de hand. Er hing een kaartje aan: ‘Welkom thuis! En dank dat je via Schiphol bent gevlogen’. Na zo’n warm welkom was ik even de kluts kwijt. Het is dat ik geen koffer bij me had, anders was ik die beslist vergeten mee te nemen.

 

11 juni 2010

 

LAND VAN NIKS

Voor de entreehal van Tacoma Airport (Seattle) zijn een paar rotsblokken neergelegd waarop reizigers nog even in de zon (of in de regen) kunnen wachten op hun vliegtuig. Niet onaardig bedacht, want met die veiligheidsmaatregelen zit je toch al gauw drie uur extra op zo’n vliegveld en dan is een beetje frisse lucht wel zo fijn. Alleen, haal het niet in je hoofd om je spieren nog even lekker te gebruiken: klimmen op de rotsblokken is ten strengste verboden. Want als je valt, dan kun je het vliegveld natuurlijk ‘sewen’. En je mag ook de vogels niet voeren, want die poepen dan de rotsblokken onder en als je dan valt, ja dan zijn de rapen pas echt gaar.

De Verenigde Staten van Amerika hangen vol met verbodsbordjes. ‘No trespassing’, ‘No soliciting’, ‘No loitering’, ‘No smoking’, ‘No dog fouling’, ‘No parking’. Je mag er echt niks. Dat noemt zich dan trots ‘Land of freedom’.

 

30 mei 2010

VLEES

 

Op maandagavond is het Art Night in de Little Red Bistro, een gezellige eetgelegenheid op 400 Dexter Avenue North in Seattle. Er liggen dan blanco placemats op tafel waarop je mag tekenen, maar je mag ook je eigen papier meenemen. De hele avond komen mensen binnendruppelen. Sommigen zijn gevorderd, maar de meesten kunnen amper een rechte lijn trekken. Op een kleine verhoging neemt een spiernaakte jongen plaats en iedereen doet alsof ze niet anders gewend zijn om tijdens het eten naar een naakte man te kijken. Een sessie later gaat ook een meisje uit de kleren en ze kruipt dicht tegen de man aan.

Je zou kunnen denken dat de hele toestand bedacht is om de slechte keuken te verhullen, maar het eten is er uitstekend en betaalbaar. Je moet alleen wel van vlees houden - op het menue staat T-bone steak – maar dat zit bij modeltekenaars wel goed.

 

26 mei 2010

KOEKEBAKKER

 

Op de stoep voor restaurant Salumi in Seattle staat een tafeltje met een karaf water en een wit bord met een paar plakjes verlepte worst. Erachter zitten twee mensen: een wat zorgelijk kijkende vrouw achter een kassa en naast haar een man met oranje haar in een staart en crocks in dezelfde kleur. Hij kijkt chagrijnig en zit een beetje onderuitgezakt. Voor het tafeltje staat een rijtje mensen. Ze hebben allemaal een boek in hun handen, waarmee ze verlegen naar de vrouw schuifelen. De vrouw ratelt met de kassa, daarna geeft ze het boek aan de staartmans die er met een zwarte viltstift een kras inzet. Het is om de man te doen. Zijn hoofd prijkt op al die boeken, waarvan er nog een flink aantal in de kartonnen dozen naast hem ligt. Misschien zit hij er al uren en kijkt hij daarom zo sikkeneurig. Boeken signeren is alleen leuk als ze als warme broodjes over de toonbank gaan.

Ik bekijk het boek eens goed. Het heet Molto Gusto. De man heet Mario Batali. Dat klinkt erg Italiaans, maar hij ziet er niet zo uit. Op de cover heeft hij zojuist een pizza gebakken en hij kijkt trots in de lens. Volkomen misplaatst, die trots. Mislukt, zo zou ik het willen noemen. Molto Gusto betekent ‘veel smaak’. De bittere smaak van verbrand pizzadeeg zal hij bedoelen! Wat een knoeier. Geen wonder dat de verkoop zo traag verloopt.

Thuis google ik de koekebakker nog even… Zie je wel: Mario Batali is gewoon in de Staat Washington geboren, maar de opa van zijn opa kwam in 1899 wel uit Italië overwaaien, dus die naam is echt. Het restaurant in Seattle waar hij voor de deur zat te mokken is van zijn vader. Meer schokkend is de ontdekking dat zoon Mario zelf ook restaurants bezit. Vijftien, om precies te zijn. Hij is beroemd, zeg maar de Amerikaanse Gordon Ramsey. En hij schijnt ook nog te kunnen koken: hij heeft een ster van Michelin en drie sterren van The New York Times. Voortaan ga ik ook zo trots om me heen staan kijken als ik zo’n zwartgeblakerd geval uit de oven trek.

15 mei 2010

 

 

VETTE KAARS

De Amerikaanse hamburgerketen White Castle heeft een kaars laten ontwikkelen in de vorm van de doos waarin de vette happen mee worden gegeven aan de klant. De kaars verspreidt het ‘steam-grilled aroma of America’s first fast-food hamburger’. Het blijkt een groot succes: de kaars is al uitverkocht. De opbrengst gaat naar Autism Speaks, een belangenorganisatie voor autisten.

Vreemde combinatie zou je zeggen, autisme en hamburgers, maar het is eigenlijk heel logisch. Autisten kunnen niet goed overweg met veranderingen en dan ben je bij White Castle aan het juiste adres. Al bijna negentig jaar vliegen de hamburgers er over de toonbank. Bij White Castle verandert er niets, behalve de omvang van de klanten...

 

9 mei 2010

 

LOVE HOTEL

 

 

Al die moeite. Spiraalveren om de bewegingen te dempen. Rode vloerbedekking, rode muren, zelfs een rood lampje onder het bed. Maar echt erotisch wil het maar niet worden...

 

21 april 2010

 

 

KINDEROPVANG

 

 

Kinderdagverblijven. Alleen al van de namen van die instellingen word ik doodmoe: Kiekeboe, Ukkie, Hupsakee, Pippeloentje, Duimelotje, Diedel Dumpie, Oki-Doki, Babbels, Calimero...

De crèches zijn stuk voor stuk merkwaardige combinaties van afstoten en aantrekken: de gevels zijn opgeleukt met Nijntjes of Disney-figuren en tegen de ramen hangen fleurige tekeningen van het grut dat binnen loopt te gillen. De toegangsdeur geeft een vertederende blik op een kapstok vol micro jasjes en dito rugzakjes, maar verder is het pand hermetisch afgesloten met gezandstraald glas of plakplastic. Iedereen mag het weten: hier zitten kleine kinderen! Maar je mag ze vooral niet zien, want de wereld zit vol zieke geesten.

De nieuwste aanwinst in mijn stad heet Woelewippie. Woelewippie! Dat klinkt toch als een belachelijk antwoord op de vraag: mama, waar komen baby’s vandaan? ‘Nou, papa en mama hebben woelewippie gedaan en negen maanden later was jij er.’ Ouders die woelewippie zeggen, hebben het ook over ‘bah doen’ als hun kind moet poepen. Toch een hele geruststelling dat we niet de gewoonte hebben om het kinderdagverblijf op ons curriculum vitae te vermelden.

 

7 april 2010

 

 

GENIETEN

 

 

Dit is nog een ouderwetse genieter: glas Leffe erbij, wat zoutjes, een paar olijven. En dan verrast worden door je eigen foto’s; beelden die je na het moment van de opname niet meer hebt gezien. Pas dan geeft een foto het gevoel waar een foto voor bedoeld is, want een foto die je direct na het maken en elk gewenst of ongewenst moment erna kunt bekijken, verliest zijn magische kracht. Eigenlijk was die analoge fotografie helemaal zo gek nog niet.

 

2 april 2010

DROOG

 

 

In onze huiskamer staat de hygrometer regelmatig onder de dertig procent. Dat heb je met moderne, goed geïsoleerde huizen. Droge huid en geïrriteerde luchtwegen zijn het gevolg. Nee, daar hebben ze in deze winkel geen last van. Alleen de naam van de aquariumspeciaalzaak associeert nog met droogte, verder is alles zo vochtig als het maar zijn kan. Als hier een vis tijdens het overscheppen van het aquarium naar de plastic zak per ongeluk uit het netje springt, is er niets aan de hand. De winkel is eigenlijk zelf één groot aquarium. Fantastisch voor je huid en luchtwegen, maar als je in zo’n ruimte moet werken, ga je zelf ook een beetje op een vis lijken, of in het gunstigste geval op een amfibie. Ik weet precies hoe het daar ruikt, uit de tijd dat ik zelf nog Guppen en Black Mollies hield: een prikkelende lucht van algen, rottende waterplanten, vochtige aarde en sigarettenrook. Want eigenaren van aquariumspeciaalzaken roken steevast, in een verwoede poging om de boel droog te stoken.

 

31 maart 2010

 

GEEN HOND

 

 

Heerlijk lijkt me dat, ’s avonds na het eten met de hond over het strand lopen. Maar langs de hele kustlijn staan dit soort borden. Niks lekker uitwaaien met de hond. Alleen als het koud en nat is, dan mag het. Waarom lijkt het altijd alsof regels bedacht zijn om de leuke dingen in het leven van ons af te nemen?

Even verderop staat dit bord:

Ja, daar sta ik ook wel even van te kijken. Dan begrijp je ook die borden langs het strand. Scheelt toch bijna 47 kilo. Per hond.

29 maart 2010

 

DOE MAAR NIET

 

 

Ik zag ze zitten aan de hoek van de tafel. Het was feest, maar aan hun gezichten kon je dat niet zien. Met hun kleding was niets mis en geen haar op hun hoofd zat verkeerd, maar ze leken op de een of andere manier niet op hun plek. Dat soort mensen vraagt om een foto.

Na de flits werd hun blik zo mogelijk nog gereserveerder. De man wenkte me met een minuscule vingerbeweging. Hij zei iets in het Frans. Ik keek waarschijnlijk nogal onnozel, want hij herhaalde het in het Engels. Of ik ze 'some other time' wilde fotograferen. Hij gaf me een visitekaartje. Een heel beschaafd kaartje. Heel veel wit, geen toeters en bellen. De man was iets heel hoogs bij een heel belangrijke organisatie.

Kijk, zo kun je ook zeggen dat je niet gefotografeerd wil worden.

 

25 maart 2010

 

FLESSENPOST

 

 

 

Op het strand vind ik een heupflacon, zo eentje van roestvrij staal. Ik draai het dopje van de fles, snuif en denk aan... ramen zemen.

Dat komt door Premek. Premek is een Tsjech die wel eens een paar nachten bij ons heeft gelogeerd. Hij nam, zoals je dat van iemand uit het oosten mag verwachten, een paar geschenken mee. Eén daarvan was een fles met een door hemzelf geproduceerde alcoholhoudende drank. Het was een fles van helder glas met een handgeschreven etiket. Ik weet niet meer wat er precies op stond, maar 40% kan ik me nog wel herinneren. Het spul was niet te zuipen. Na twee verplichte glazen borgen we de fles met een plechtig gezicht op, met de belofte om er op bijzondere momenten een slokje van te nemen. Die momenten zijn nooit gekomen. Premek ging terug naar Tsjechië en de fles verdween in het gootsteenkastje, naast de toiletreiniger en het afwasmiddel. Tijdens een ballorige bui is er een scheut van de drank in een emmer met water beland; het bleek een magnifiek middel om ramen mee te zemen. ‘Premek Wonder Cleaner’ was geboren. Het spul ging verbazingwekkend lang mee – dat kan ook komen omdat we niet zo vaak de ramen zemen – maar uiteindelijk was het spul dan toch op.

Premek is nooit meer komen logeren, dus deze vondst komt als geroepen. Het is dat Tsjechië niet aan zee ligt, anders zou je toch denken...

 

24 maart 2010

 

V

 

 

Heet je ineens V, met je achternaam en moeten je ogen met een zwart balkje worden bedekt. In dit digitale tijdperk is dat natuurlijk een onhaalbare kaart. Maar geen hond hoor je over dat poesje.

 

18 maart 2010 

 

(VOOR)UITKIJKEN

 

 

In 1982 publiceerde de Amerikaanse thrillerschrijver Richard Bachman, pseudoniem van Stephen King, ‘The running man’ (in Nederland uitgegeven als: ‘Vlucht naar de top’). In het boek mag de bevolking jagen op kandidaten die zich hebben aangemeld voor een televisishow. Het verhaal speelt zich af in 2025.

 

In 2010 vraagt de politie de hulp van de bevolking bij de jacht op zware criminelen. Foto’s van de gezochte misdadigers worden zonder zwarte balkjes voor de ogen getoond op www.depolitiezoekt.nl. Amber-alert wordt nu nog te laat ingezet, maar we hebben nog vijftien jaar te gaan. En dan zal blijken dat Stephen King geen science fiction schreef, maar een visionair was.

 

18 maart 2010

 

EENDAGSBEVLIEGING

Via de website Onedayonly.nl worden spullen aangeboden die je helemaal niet nodig hebt. Om de hebzucht van potentiële klanten aan te wakkeren staan de producten slechts één dag te koop; een krampachtige poging om het hebbeding het imago van schaars goed te verlenen.

Vorige week was een magnetische fotolijst aan de beurt. De fotohouder kan twee foto’s bevatten en draait rond in een magnetisch veld. Er zit ook nog verlichting in. Is dat niet mooi?

Wie wil nou zoiets hebben? Wat heb je in hemelsnaam aan een zwevende foto? Om je vrienden te imponeren? Hoe lang blijft iemand gefascineerd naar zo’n los in de lucht draaiend plaatje staren? Ik heb het niet eens in het echt gezien en nu moet ik al een geeuw van verveling onderdrukken. Het is alsof je de hele avond naar Hans Kazan moet kijken, met steeds dezelfde truc. Gelukkig is er morgen weer een dag.

 

14 maart 2010

 

MISPLAATST

De redactie van NRC-Next plaatste met opzet GEEN foto bij het artikel over de Indian Premier League (IPL), de belangrijkste cricketcompetitie. Dit om te ‘illustreren’ dat de internationale pers het niet pikt dat de IPL journalistieke werkzaamheden beperkt. Een misplaatste keuze, van NRC-Next.

 

‘Wat zetten we bij dat IPL-bericht?’

‘Tja, moeilijk... heb jij een idee?’

‘Ik weet het ook niet. Van Reuters krijgen we niets.’

‘We hebben toch wel archiefmateriaal?’

‘Ja, tuurlijk, opnamen van toernooien van vorig jaar. Je kent het wel: mannen met witte pakken, rare huppelpasjes, onduidelijk gezwaai met die bats.’

‘Saai.’

‘Nogal ja. Maar even openlaten?’

‘Doe maar, want ik heb geen bericht over om het gat te dichten.’

‘We verzinnen wel wat.’

 

Het werd een leeg vlak, met in de rechter bovenhoek een post-it velletje met een vraagteken.

 

‘Een post-it velletje? Briljant! Lekker simpel, maar toch doeltreffend. Door dat witte vlak zien de lezers direct dat er iets aan de hand is, met de IPL en de persbureaus.’

 

Ik zie eigenlijk iets anders. Ik zie dat NRC-Next voor haar berichten en foto’s te afhankelijk is van de internationale persbureaus. Wanneer die het laten afweten, zijn er even geen plaatjes bij het artikel. En zit de beeldredactie met de handen in het haar. Er wordt, als een soort statement, een leeg vlak geplaatst, maar het vraagteken bederft die stoere opstelling: ‘Ik weet het even niet meer’, betekent dat vraagteken. NRC-Next dient zich niet zo slaafs op te stellen. De boycot van de persbureau is nieuws, en daar valt dus ook een beeld bij te plaatsen. Een echt beeld en niet een symbool van de verontrustende afhankelijkheid van de krant voor de levering van informatie en beelden door persbureaus.

 

O ja, het lege vlak toont ook nog aan dat NRC-Next wordt gedrukt op inferieur papier: de pagina erna schijnt duidelijk door. Daar stond wel een illustratie.

 

11 maart 2010

 

COOLE KOOL

In het buitenland ga ik altijd even naar een kerkhof kijken. Vreemde gewoonte eigenlijk, thuis doe ik dat nooit. In Nederland is een bezoek aan het kerkhof een noodzakelijk kwaad; het gevolg van een tragisch verlies. In het buitenland loop ik over het kerkhof alsof het een park is. Ik lees er de grafschriften alsof het titels zijn van beeldhouwwerken, ik bereken er de leeftijd bij overlijden en probeer de doodsoorzaak te destilleren uit de poëtische regels die in de stenen zijn uitgehakt. Zijn graven een afspiegeling van iemands persoonlijkheid? Hield de man onder de steen van glanzend zwart marmer en gouden letters zelf ook van nep-chic, of heeft zijn weduwe dat bedacht? Was de vrouw met een graf vol tierlantijnen bij leven ook zo’n verzamelaar van kitsch? Hoort het sobere graf bij een opgeruimde geest, of is het een gevolg van de vrekkige nabestaanden? Waarschijnlijk zegt een graf maar weinig over de persoon die er in begraven ligt.

Op het kerkhof van Montparnasse ontdek ik het graf van Serge Gainsbourg. Het is een monument voor de fans geworden, vergelijkbaar met het graf van Jim Morrison op Père-Lachaise. De steen is bedolven onder bloemen, foto’s, metrokaartjes en pakjes sigaretten. Gainsbourg was een kettingroker, vandaar. Waar hij ook kwam, hij had altijd een attachékoffer vol pakjes Gauloises bij zich. Hij stierf dan ook aan een hartaanval: Fumer Tue. Er ligt ook een groene kool. Wie neemt er in hemelsnaam een groene kool mee naar het kerkhof? Voor zover ik weet was het niet zijn lievelings groente. Even googlen verklaart de kool: hij verwijst naar het album ‘L'Homme à tête de chou’ uit 1976. De man met het gezicht als een kool. Gainsbourg was niet zo enthousiast over zijn uiterlijk. Toch vonden veel mensen hem ‘très sexy et cool’. En dat kun je in ieder geval bij zijn graf wel zien.

 

8 maart 2010

 

NONKEL

 

Tijdens mijn recente wereldreis naar Parijs was er nog een tegenvaller. Een ongeluk komt nooit alleen. In ‘de Standaard’ lees ik dat Nonkel Bob is overleden. Bob Davidse zou in juli 90 jaar zijn geworden. Hij was mijn grote televisieheld, begin jaren zeventig. Ik was één van de vrolijke vrienden. Dat hij er niet meer is, stemt mij melancholisch.

 

Uit ‘Wachten op de Ronde van Lombardije’:

Als kind keek ik voornamelijk naar de Vlaamse televisie; series als Johan en de Alverman, het zwaard van Ardoewaan en Kapitein Zeppos, waar ik overigens weinig van begreep. Ze zaten vol met magische elementen die zo bij België horen. In het begin waren het Tante Terry (van Ginderen), Nonkel Bob (Davidse), Zaki en Kris.

Dertig jaar later kreeg ik een Belgische collega. Hij was ongeveer even oud als ik. Als kleuter werd hij elke zondagochtend in alle vroegte vanuit Antwerpen opgehaald door Tante Terry die hem en nog een paar andere kleuters naar de studio in Brussel reed. Onderweg werd een nieuw lied geoefend, dat vervolgens live, onder begeleiding van Nonkel Bob op de gitaar, werd gezongen. Wanneer mijn collega over die tijd vertelde, glommen zijn ogen. Dat ik vroeger, als kleuter, naar hem heb zitten kijken, is een raar idee.

 

23 februari 2010

 

STRESS-TREIN

 

Een jaar geleden schreef ik een stukje over de Thalys (zie Thalys, van 1 maart 2009). De PR-commissie van de supersnelle trein naar Parijs las het stukje ook en was er van gecharmeerd: ze stuurde twee Thalys-locomotieven van polyurethaan als kleine attentie. Leuk om weg te zetten, als herinnering aan een fantastisch weekendje Parijs, dacht ik toen.

 

Afgelopen weekend had ik pas door dat ze niet als decoratie bedoeld waren: het was een attentie met voorbedachten rade. Op de eerste dag dat er na het dramatisch treinongeval bij Halle weer gereisd kon worden, vertrouwde ik blindelings op de voorlichting van de Thalys. De reis zou vanwege een bijkomende overstap in Brussel-Midi een uur extra duren. Dat was nog wel te doen, dacht ik. Maar het liep even iets anders...

 

Een reisje dat normaal gesproken 2,5 uur duurt, mondde uit in een reis van bijna trans-Siberische allure. Aankondigingen van vertrekkende of aankomende treinen vielen zonder verklaring van de informatieborden, vertragingen liepen bijna exponentieel op en steeds meer reizigers stroomden samen op een veel te klein perron. En dat alles zonder enig woord van uitleg. Nergens personeel te bekennen dat de situatie zou kunnen uitleggen, geen charmante pursers bij de deuren. De Thalys bleek ineens een stuk minder aangenaam.

Maar goed dat ik die anti-stress treintjes niet had meegenomen: ik had die dingen beslist tot bordeauxrode moes geknepen.

 

22 februari 2010

 

BODYSCAN

 

Daar sta ik dan.

Benen in lichte spreidstand,

voeten op de gele markering,

armen ten hemel geheven.

 

Mijn lichaam,

vlees en botten,

door microgolven

geteisterd.

 

Ik heb niets,

ik ben veilig.

Alleen mijn ziel

neem ik mee,

ongezien.

 

Toch iets ontnomen

ga ik de grens over.

De beambten

achter het beeldscherm

zijn er ook één gepasseerd.

 

februari 2010

 

ACROBAAT

 

 

Het Metropolitan Museum of Art in New York heeft er weer een publiekstrekker bij. Een vrouw is afgelopen vrijdag tegen een schilderij gevallen. Om haar val te breken koos ze niet het minste werk uit: The Actor van Pablo Picasso. Het werk uit zijn rose periode was niet tegen haar gewicht bestand en scheurde zo’n vijftien centimeter in de rechter benedenhoek. De acrobaat op het schilderij is niet beschadigd en de vrouw die de acrobatische toeren uitvoerde mankeert ook niks. Het valt dus allemaal wel mee. Over een tijdje hangt het werk weer terug in het museum en kunnen de ramptoeristen gaan kijken of ze de plek van het scheurtje nog kunnen ontdekken.

 

25 januari 2010

 

BUNNY

Ik was laatst in België, op de opening van een expositie. Ik weet niet of die vernissage maatgevend is voor exposities in België, maar als dat zo is, dan kunnen wij daar nog iets van leren. Bij ons is een glaasje zure jus d’orange of inferieure wijn de standaard, maar in België werd geopend met champagne (nee, geen prosecco), schalen met verfijnde pattiserie en verse oesters. Die oesters werden gepresenteerd door een soort Playboy bunny. Dat leidt wel af. Van de tentoonstelling zelf heb ik dus niet zo veel gezien.

18 januari 2010

 

‘VERWACHT MEER VAN C&A. JUIST NU.’

Het zijn pittige tijden. Gelukkig schiet de rijkste familie van Nederland (ruim twintig miljard euro) ons te hulp. De Brenninkmeijertjes komen met mooie kleding voor scherpe prijzen. Of, zoals de mevrouw in de commercial het verwoord: ‘Wat ik nou zo mooi vind van C&A… Mijn hele gezin in het nieuw en alles toch heel betaalbaar. Dat is wel belangrijk in deze tijd.’ Zelfs topcouturier Frans Molenaar maakt via de modezaak zijn modelijn bereikbaar voor de minder kapitaalkrachtige vrouw. Dat heeft overigens niets met de crisis te maken, want Frans ‘wil al heel lang een collectie maken voor een grotere groep vrouwen met een kleinere beurs.’ Maar toch een mooi gebaar.

Alleen schrik ik toch wel even van deze poster. Een vrouw in erotische lingerie. ‘C&A. Juist nu.’ Juist nu? Dat we het financieel moeilijk hebben was me niet ontgaan, maar dat het zo erg gesteld was... Is dit werkkleding? Een suggestie voor de werkzoekende vrouw?

Ik verwacht veel van C&A, maar dit?

19 november 2009

 

DEPOT

Twaalfhonderd tekeningen van de Duitse kunstenaar Joseph Beuys (1921-1986) moeten van een aantal vooraanstaande kunstenaars, kunstkenners en zijn weduwe ogenblikkelijk het depot in. De tekeningen dreigen volgens hen verloren te gaan, omdat ze al twaalf jaar onafgebroken in het felle licht in Museum Schloss Moyland in Bedburg-Hau hangen.

Het is ook nooit goed, zou je denken. Krijg je als kunstenaar eindelijk alle aandacht die je verdient, moeten de werken weer de anonimiteit in om bewaard te worden voor de komende generaties...

Maar ze hebben gelijk! Het is ook van de gekke: ondermaatste kunstwerken worden en masse in het magazijn opgeslagen, zodat ze onbedoeld de tand des tijds doorstaan, terwijl topwerken worden blootgesteld aan desastreuze belichting en de etsende adem en vettige vingers van duizenden museumbezoekers.

Laten we de boel omdraaien: de grote meesters de kelders in en al het prutswerk uit de depots en in het volle licht, zonder vitrines van veiligheidsglas, in zalen zonder luchtconditionering. Dat ruimt lekker op en dan kunnen onze kleinkinderen ook nog naar een echte Van Gogh kijken.

15 november 2009

 

ONVERANTWOORD

Ik heb het ook gehaald. Alli. Fluitje van een cent. Zelfs na Radar.

Alli is voor mensen met een Body Mass Index (BMI) van 28 of hoger. Om u een idee te geven: dan weeg je met een lengte van 1.70 m rond de 81 kilogram. Ik haal met moeite de 20, maar ook ik kreeg het gewoon mee.

Het afslankmiddel is sinds mei in Nederland verkrijgbaar. Zonder doktersrecept. Het College ter beoordeling van geneesmiddelen heeft het middel namelijk een UA (Uitsluitend Apotheek) status gegeven, waardoor de verantwoordelijkheid om het wel of niet te verstrekken bij de apotheker komt te liggen. Deze moet mij aan een nauwkeurig visueel onderzoek blootstellen: ben ik levensbedreigend dik of gewoon gezellig gebouwd? In dat laatste geval moet de pillenverkoper mij erop wijzen dat ik niet tot de doelgroep behoor, dat Alli dan vervelende bijwerking kan hebben. Diarree en zo.

Maar de soep wordt niet zo heet gegeten. Kwestie van timing. In het televisieprogramma Radar werd met de verborgen camera gedemonstreerd dat een druk moment het beste was: hoop gekakel in de zaak, weinig tijd voor advies, alle assistentes achter de balie, ook de wat minder ervaren.

Ik koos voor de maandagochtend. Goeie keuze. Heel wat klanten met een kater, meisjes voor de morning afterpil, mensen met uitgestelde weekendpijntjes. Het blonde meisje achter de balie stond er verhit bij. Stagiaire, schatte ik in.

“Is het voor uzelf?” vroeg ze dapper.

“Ja, het is voor mezelf.”

Toen vond er een vreemde omkering plaats: “Heeft u Radar gezien?” vroeg ze.

“Radar?”

“Dat televisieprogramma. Ze hebben uitgelegd dat Alli niet voor slanke mensen is.”

“O, nee, niet gezien.”

Ik bleef haar stoïcijns aankijken. De rij achter me begon al onrustig te worden.

“U bent te slank. Dunne mensen krijgen er diarree van. Als u wil kunt u het programma nog bekijken via ‘Uitzending gemist’. Het was heel informatief.”

“Ik ken de bijwerkingen.”

Ze keek eerst verbaasd, daarna met een lichte weerzin naar mijn corduroy broek die losjes rond mijn dunne benen bungelde.

“Mijn baas heeft ons opgedragen om mensen die niet voor Alli in aanmerking komen, te wijzen op de uitzending van Radar.”

“Verstandige baas, maar geeft u het alstublieft toch maar mee.”

De baas werd erbij gehaald. Ze droeg een bril. Ze herhaalde de tekst van de blonde assistente, maar dan in moeilijke woorden.

De rij kuchtte geïrriteerd. Ik draaide me een kwartslag om, zodat ik door zowel de apotheker als de klanten goed te horen zou zijn.

“Weet u wat ik zo vreemd vind?” zei ik. “Ik kan hier allerlei middeltjes krijgen. Middeltjes tegen spierpijn, tegen hoofdpijn, tegen hooikoorts, maar die helpen eigenlijk niet zoveel. En nu is er eindelijk een medicijn dat wel echt helpt...” Ik gebaarde demonstratief naar mijn afgetrainde lichaam. “En dan krijg ik het niet mee.”

Ja, daar zat wat in, vonden de toehoorders.

De apotheker schoof het doosje met een zucht naar me toe. “Dan moet u het zelf maar weten.”

Buiten, op de stoep, voelde ik een doffe teleurstelling. Op de televisie leek het zo spannend.

12 september 2009

VIRUS

Ik kreeg vandaag een brief van de Raad van Bestuur van Avans Hogeschool, zeg maar de baas van mijn oude Kunstacademie. “Beste student, beste medewerker”, begon de brief. Het ging over de Nieuwe influenza A, u weet wel: varkens- of Mexicaanse griep, veroorzaakt door het H1N1 virus.

Het was een heel serieuze brief over de mogelijke gevolgen van de pandemie voor de Hogeschool. Maar ik hoefde me niet ongerust te maken: “Avans Hogeschool heeft inmiddels een aantal preventieve maatregelen genomen om de kans op besmetting te verkleinen”. Maar, zo vermeldt de brief verder, ik heb natuurlijk ook zelf mijn verantwoordelijkheid. Ik moet me bijvoorbeeld houden aan de hygiënevoorschriften. Die kan ik vinden op een speciale Avans griep-website.

Ik had die brief niet moeten ontvangen. Ik ben geen medewerker en ook geen student meer.

Over een paar dagen krijg ik vast weer een brief van de Raad van Bestuur: excuses voor de brief, foutje in de administratie. Kan gebeuren, in zo’n grote organisatie.

Toch zit het me niet lekker. De zin “Het is op dit moment niet duidelijk hoe de verspreiding van de Nieuwe Influenza A griep zal verlopen ...”, in combinatie met de mededeling op de Avans griep-website dat ik ook besmet kan raken via m’n handen, baart me ernstig zorgen. Plotseling krijg ik een glashelder visioen van een oververhitte mevrouw van de Raad van Bestuur die met vuurrode koontjes een paar duizend enveloppen zit dicht te likken.

Ik ga nu eerst een kwartier m’n handen wassen. En de volgende brief van de Hogeschool, die maak in niet eens open. Ik ken mijn verantwoordelijkheid.

18 augustus 2009

 

VERSLECHTERD

Er is iets met de nougat.

Vroeger, een paar weken geleden, was de zoete lekkernij binnen een paar dagen na het openen van de verpakking al taai en na een week keihard. Nu zijn de blokjes zelfs na een maand nog smeuïg. Dat is raar. Meestal zetten fabrikanten “verbeterd recept” op de verpakking, wanneer ze iets aan de samenstelling wijzigen, maar de nougatverpakking is identiek gebleven. Toch denk ik dat er iets is veranderd; iets aan de verhouding tussen glucosesiroop, suiker, pinda’s, geconfijte vruchten, plantaardig vet, magere melkpoeder, melkeiwit, zout, aroma en honing, waardoor het vocht langer in de zoete massa gevangen blijft.

Het is overigens een juiste beslissing om de aanpassing niet aan te merken als “verbeterd recept”, want dat is het ook niet: het is een verslechtering. Natuurlijk, zachte nougat is lekker (en zo worden ze inderdaad verkocht, als “soft nougat”), maar taaie nougat is ook lekker en zelfs harde nougat heeft zijn charme. Het hoort bij nougat dat het snel taai wordt. Dat is niet perfect, maar dat hoeft ook niet. Maar nee, we kunnen iets langer vers houden, dus doen we het ook. Jammer, heel jammer, want juist die tekortkoming had een belangrijk voordeel: “laat ik er nog maar eentje nemen, anders worden ze toch maar oud.” Nu hoeft dat niet meer en doen we weken met zo’n pakje. Nee, dat is niet zo slim van die fabrikant.

24 juli 2009

 

GEHEIM

In Breda komt een nieuw NS station. Al maanden wordt gewerkt achter een meer dan manshoge kretablauwe schutting. Er valt niets te zien, of je zou rare capriolen moeten uithalen. Geluiden zijn er wel en af en toe waait een wolk bouwstof over de schutting, maar niemand krijgt iets te zien. Het is geheim.

Maar kijk, sinds gisteren zijn er her en der gaten in de schutting gezaagd. Keurige rechthoeken, afgewerkt met gaas en houten latjes. Vanaf nu mag je kijken, maar vreemd genoeg doet vrijwel niemand dat. Het alsof de reizigers een statement willen maken: maanden mochten we niets zien, nu hoeft het niet meer.

Na de spits, op een verlaten perron, kijk ik toch even door het gat. Het is inderdaad een raadsel waarom het nu wel mag...

15 juli 2009

 

RAADSELS

Een vreemd venster.

Er hangt een hart van rode en groene lampjes en op de vensterbank ligt een pluchen rups. Er staat een Japans beeldje en een tijger van aardewerk. Daar tegenaan een kartonnen konijn met een wortel die nog niet is ingekleurd en een ansichtkaart met de jachthaven en het Padrão dos Descobrimentos, het monument der ontdekkingen, in Lissabon.

Maar het merkwaardigst is de kerstman.

Het is juli.

Gewoon vergeten weg te halen? Gemakzucht? Het lijkt niet het huis van een melige student. Misschien is er iets ernstigers aan de hand. Misschien ligt de bewoner sinds kerst in het ziekenhuis... of erger, dood bij de centrale verwarming.

Het klepraampje staat open. Er hangt geen verontrustende stank rond het huis.

Een raam vol raadsels.

10 juli 2009

 

VEELZEGGEND

Da’s lang geleden… Ministeck.

Vreemde bezigheid, eigenlijk, ministecken… Nauwkeurig turen naar een bouwtekening met vierkantjes en rechthoekjes in allerlei kleuren, daarna op zoek naar het corresponderende stukje kunstof, dat tenslotte op een plastic raster moet worden geprikt. Ik zal dat gevoel van die roerende wijsvinger in een bakje met bouwsteentjes nooit vergeten. Het zal vast goed zijn voor de ontwikkeling van de fijne motoriek en oog-handcoördinatie, maar het is wel een geestdodende bezigheid. Nog erger dan een legpuzzzel: daar is er maar één juist puzzelstukje voor elke positie. Bij Ministeck maakt het niets uit: een blauw vierkantje, is een blauw vierkantje. Als je klaar bent, heb je een afbeelding van de bouwtekening, maar dan van kunststof.

Je kunt tegenwoordig je eigen digitale foto ministecken. Even een filtertje er overheen laten lopen en je foto is opgedeeld in Ministeck fragmentjes. Zo’n eigen fabrikaat lijkt natuurlijk extra creatief, maar als je niet zo’n fotograaf bent, kun je toch imponeren met een Ministeck afbeelding voor gevorderden. Zoals deze, van Farao Toetanchamon. Maar liefst 10.400 stukjes. Ja, dat zegt ook wel iets over de maker.

29 juni 2009

 

GEPLUKT

We hebben ook een Pluk en Eet-plant gekocht bij Albert Heijn. Hartstikke leuk, net als vroeger, aardbeien uit eigen tuin. Hij was niet goedkoop, maar in de winkel hing er al zoveel fruit aan de plant, dat je er met gemak een bakje mee kon vullen. En de verpakking beloofde nog veel meer oogstmomenten. Weliswaar waren de aardbeien bij aankoop nog bleekgroen, maar dat was een kwestie van tijd. Een prima investering dus, die Pluk en Eet-plant.

De eerste dagen verliepen naar wens: de plant groeide gestaag, de aardbeien begonnen flink te blozen, het eerste plukmoment was in aantocht. Nog één dagje zon...

Merels kijken niet zo nauw. Halfrijpe aardbeien vinden ze blijkbaar ook lekker. In ieder geval hebben de vogels de eerste oogst in beslag genomen. Geen enkel vruchtje lieten ze hangen. Wat dan opvalt: zo’n Pluk en Eet-plant zonder aardbeien is behoorlijk lelijk.

De buren hebben ook zo’n plant gekocht. Ik weet niet of ze onze uitroep van frustratie bij het ontdekken van de gestolen oogst hebben gehoord, maar zij hebben voorzorgsmaatregelen getroffen: een fijnmazig net moet de zomerkoninkjes veiligstellen. Dat ze vervolgens elke ochtend een krijsende merel uit het net moeten verwijderen, vinden ze een vervelende bijkomstigheid, maar mij gaat het te ver.

De tweede oogst heb ik proberen te redden met een eeuwenoude methode: de vogelverschrikker. Ik heb geen overall, dus werd het een stoer ruiten overhemd, woest wapperend in de wind. De merels lachten zich een breuk... en aten er een aardbeitje bij.

Als gekwelde amateur ga je dan vanzelf om raad bij de professionals uit het kwekersvak. Hoe doen zij dat, vogels weren? Boeren weten al lang dat moderne vogels niet onder de indruk raken van een kledingstuk aan een stok. Hippe vogels zijn, net als die jongelui van tegenwoordig, alleen nog te imponeren met grote gebaren. Knalapparaten bijvoorbeeld. Dreunen van 100 dB of meer uit een butagas-aangedreven kanon, dat zou moeten werken. Bijna had ik zo’n ding aangeschaft, maar enig speurwerk op internet leerde dat ook dan de Pluk en Eet-plant niet met rust gelaten zou worden. Biologen Van Enckevort & Hermans toonden al in 2001 aan dat met name deSturnus vulgaris (de spreeuw) zich na verloop van tijd geen biet meer aantrekt van een knalapparaat. Ook het inzetten van heliumballonnen, het nabootsen van roofvogels, of de bewegingen van een opblaasbare pop waren zinloos. De onderzoekers zagen nog de beste resultaten met een combinatie van verschillende verjagingstechnieken. Inderdaad zag ik onlangs bij een beroepskweker een combinatie van een dwaas opbollende overall en een knalapparaat. Mij gaat dat voor één enkele aardbeienplant toch wat te ver. Dat wordt dus weer gewoon, net als vroeger, een bakje aardbeien halen bij Albert Heijn.

8 juni 2009

 

MISLEIDEND

Drie boeken voor een tientje, bij de Slegte. Deze, van Christian Gailly, sprong er voor mij direct uit. Ja, vanwege de cover. Zwart-wit foto. Zwart-wit foto’s zijn altijd beter dan kleuren foto’s. Vroeger niet, toen was het gewoon goedkoper, maar nu is het een bewuste keuze van de vormgever.

Jonge vrouw met Cleopatra kapsel, grote, donkere ogen in een bleek gezicht. Ze staat aan een bar, achter een glas “33” Export bier. Heel erg Frans. Volgens de tekst op de achterzijde gaat het boek over jazz en over de liefde. Die combinatie is veelbelovend. Als het niks blijkt te zijn, heb ik in ieder geval voor 3,33 euro een mooie foto.

Het boek is even wennen. Veel korte zinnetjes, bijna staccato. De coverfoto suggereert een meer romantische stijl, minder onderkoeld, maar dan krijgt het verhaal me te pakken en vergeet ik de vrouw op de foto. Logisch, want die vrouw komt namelijk helemaal niet in het verhaal voor. De vrouw in het boek heet Debbie Parker. Ze is een Amerikaanse en ze is helemaal niet zo jong meer: “Toen ze bewoog om haar badtas, haar rommeltas met koord, neer te zetten, zag Simon dat haar huid er aan de binnenkant van haar dijen en bovenarmen verfomfaaid uitzag. Debbie was inderdaad ouder dan ze leek.” Die vrouw op de cover kan heus wel ouder zijn dan ze eruit ziet, maar ik weet zeker dat ze geen verfomfaaide huid heeft. Geen idee wie ze is, maar Debbie Parker is ze niet.

Het boek is prachtig. Maar als ik het dichtsla en in de zwarte kijkers van de cover-vrouw kijk, voel ik me toch een beetje misleid. Alsof er een verkeerde wikkel om een conservenblik zat: appelmoes in plaats van doperwtjes, zoiets.

Blijkt maar weer: You can't judge a book by its cover.

26 april 2009

 

CONFLICT

Weer wat gemist: gisteren, de PhotoQ Live avond in Amsterdam. De Vlaamse fotografierecensent Johan de Vos presenteerde er zijn nieuwe boek: “Nerveuze pixels. Fotografie sinds 1999”. Na de presentatie heeft Hans Aarsman wat gezegd over Johan de Vos. En dan was er nog iets met een Jaarboek en een borrel, maar dat is niet zo belangrijk. Mij ging het om Johan de Vos.

Ik heb hem eerder horen spreken, maar toen wist ik nog niet wie Johan de Vos was. Ik vond hem nogal chagrijnig. Later, toen ik bezig was met mijn boek “Wachten op de Ronde van Lombardije”, en ik De Vos’ boek “Nogal onfatsoenlijk maar zeker verleidelijk” las, begreep ik dat hij veel meer was dan een wat nukkig overkomende man. Als geen ander kan hij mensen anders naar foto’s laten kijken. Ik schrijf zelf ook wel eens een stukje over fotografie, maar Johan de Vos publiceerde ruim 2000 artikelen, onder andere in Belgische kranten als De Morgen en De Standaard. Dat is zelfs voor de grootste fotografierecensent wellicht wat te veel, want De Vos kondigde aan: “Dit is mijn vijfde en laatste boek over foto’s en fotografie.”

Op zijn weblog schrijft De Vos dat hij ook met De Standaard is gestopt. Vanwege een conflict met de cultuurredactie.

Op de weblog staat een foto van De Vos. Hij kijkt niet vrolijk, zeg maar gerust aangeslagen. Op de knokkels van zijn linkerhand kleeft een fikse pleister. Het is niet eenvoudig om die blik en die gehavende hand los te zien van het conflict met De Standaard.

De Vos werkte vijftien jaar lang voor die krant. Dat het dan zo moet eindigen, is inderdaad zuur. Te meer omdat De Vos naast fotografierecensent, ook bemiddelaar is. Hij helpt partijen die een conflict hebben, om tot een overeenkomst te komen. Maar bij zijn eigen conflict met De Standaard is dat niet gelukt. Zijn specialiteiten zijn onderwijs- en verenigingsconflicten. Geen echtscheidingen, waarschuwt De Vos. Dat zal het zijn: een vijftien jaar durende samenwerking met een krant is net een huwelijk.

Ik hoop dat Johan De Vos snel een nieuwe liefde vindt. Dan kan hij gewoon aan zijn zesde boek beginnen.

8 april 2009

 

PREVENTIEF

Van de week werd ik op straat aangehouden door een bosje politieagenten, op klaarlichte dag. Of ik mee wilde werken aan een preventief fouilleren-project. Omdat ik zelf ook altijd hoop dat mensen aan mijn projecten willen meedoen, stemde ik toe. Ik moest met m’n benen uit elkaar gaan staan en met m’n armen gespreid, als de man van Vitruvius. Een jonge agent ging achter me staan, terwijl een ervaren rot toekeek. De jonge handen fladderden over m’n armen, kietelden onder m’n oksels, kropen langs m’n benen en wogen m’n testikels. Daarna moest ik honderdtachtig graden draaien en werd de procedure herhaald. Er werden geen wapens gevonden. Ik mocht gaan. Ik kreeg geen sticker. Mensen die niets hebben gedronken krijgen een “ik ben de BOB”-sticker, maar mensen zonder wapen krijgen niets.

Een kilometer verderop zag ik een kanon staan. Toch ook een wapen, dacht ik, maar blijkbaar te oud om onder het preventief fouilleren-project te vallen. Het is ook een ding dat door de meeste mensen niet als wapen wordt herkend, maar als handige fietsenstalling. En de loop fungeert regelmatig als afvalbak voor frietbakjes en milkshakebekers. Maar het blijft een wapen. Jammer dat de agenten niet hier stonden, want dat had beslist een aardige discussie opgeleverd.

Een dag later zag ik er weer een, dacht ik. Ja, van preventieve projecten ga je gekke dingen zien.

22 maart 2009

 

DELICATESSE


Ze zijn er weer! Vreemd, maar door die tekst kreeg ik een blij gevoel. Iets dat er 'weer' is, associeer ik met de lente, met Hollandse Nieuwe. Even dacht ik dat het ook hier om een lekkernij ging, die aankondiging in de etalage van een hengelsportzaak. Nou ja, waarschijnlijk is het dat ook wel, voor de vissen dan.

14 maart 2009

 

MYTHE

Geen hond gaat er meer naar kijken: Victory Boogie Woogie. Amper zestig jaar oud en nu al bijna vergeten. Het laatste, onvoltooide schilderij van Piet Mondriaan, dat door een gift van de Nederlandsche Bank in 1998 werd aangeschaft voor 82 miljoen gulden (37 miljoen euro), trekt nauwelijks publiek. Ondanks de frisse kleuren hangt het er maar triest bij, in het Gemeentemuseum in Den Haag.

Nee, dan de Mona Lisa. Meer dan 500 jaar oud en nog steeds staan er elke dag duizenden fans zich te vergapen aan een portretje dat inmiddels is vervallen tot kitsch. Het publiek wordt direct vanaf de entree van het Louvre naar het werk geleid, alsof het de hoofdattractie in een pretpark betreft: die kant op voor de Python! Eenmaal in de zaal, wordt het publiek met koorden op veilige afstand gehouden. En er staan constant twee suppoosten klaar om in te grijpen als er toch iemand het lef heeft om de barricade te negeren. Niet dat er veel mis kan gaan: Lisa hangt in een metershoge glazen kist, onaantastbaar voor stof, vette vingers, accuzuur en stanleymessen.

Stel dat het Gemeentemuseum het werkje van het Louvre zou kunnen kopen - ik weet het, de gift zou nu van een andere instantie moeten komen - dan zal het publiek binnen een half jaar zijn verdampt. Waarom? Omdat Nederlandse musea de mythe rond een werk maar heel kort kunnen vasthouden. Heel even zullen we ons opwinden over het kapitaal dat voor het schilderijtje is betaald en daarna gaan we gewoon weer verder met televisiekijken.

7 maart 2009

 

THALYS

Reizen met de Thalys is nog leuker geworden. Niet door de wifi, de restyling van de treinen, of de culinaire hoogstandjes van de catering, maar vanwege de nieuwe uniformen van het personeel.

Is ze niet prachtig, in haar grijze trenchcoat? Ze zijn ontworpen door de Duitse styliste Eva Gronbach. En dat kun je zien. Alleen Duitsers kunnen zulke prachtige uniformen maken. Ze roepen bij mij herinneringen op aan een verleden dat ik nooit heb gekend: reizigers met leren koffers, stoomlocomotieven onder overkappingen van gietijzer, snerpende fluitjes. Instappen! De trein gaat vertrekken! Misschien niet de associatie die Thalys voor ogen had, maar voor mij is het perfect.

Ze lijkt me wel een beetje streng, maar wie wil nu niet door haar gecontroleerd worden? En als het biljet in orde is, komt er daarna vast een glimlach en een flesje rode wijn met een amuse.

1 maart 2009

 

AANRAKEN

Meestal mag je kunst niet aanraken. Als je iets aanraakt, neem je er ook iets van mee. Zelfs het hardste graniet is niet bestand tegen de aanraking van zachte mensenvingers, als het maar vaak genoeg wordt herhaald.

In het Parijse Louvre is het destructieve effect van de zachte hand grafisch mooi verbeeld:

Geen overbodige luxe, dat verzoek, want het museum staat vol beelden met bollende billen, borsten en buiken die vragen om betast te worden. Hoe glad is het marmer, hoe koel het graniet, hoe zacht het zandsteen?

Beelden in de openbare ruimte zijn niet met teksten te beschermen. Zoals de buste van Dalida, op het gelijknamige pleintje in Montmartre.

Maar weinigen kunnen de borsten van de Egyptische zangeres weerstaan. Aanraking van haar boezem zou geluk brengen. Ik geloof er niets van. Dalida was niet bepaald gelukkig. Los van haar succesvolle zangcarrière, lachtte het leven haar niet toe. Drie van haar geliefden pleegden zelfmoord en ook zijzelf stapte eigenhandig uit het leven. Het zijn de borsten zelf die er om vragen. De borsten in combinatie met de omgeving, want een paar honderd meter verder, op Cimetière de Montmartre, staan diezelfde borsten ook, in witte steen. Zonder slijtageplekken.

Is er in ieder geval een reserve beeld, als het bronzen versleten is.

28 februari 2009

 

ARCHIEF #0

Sommige kamers in ons huis staan vol dozen met foto’s en knipsels uit kranten en tijdschriften: mijn ‘archief’. De verhuizing, ruim een half jaar geleden, heeft de situatie wel wat verbeterd, maar het blijft een probleem, die dozen. Ik kan er namelijk geen afstand van doen.

Als puber wilde ik schrijver worden, dus bewaarde ik alles wat los en vast zat over schrijvers. Keurig geordend in mapjes, van Bertus Aafjes tot Joost Zwagerman. Met de komst van internet dacht ik dat die verzameling overbodig was geworden – een vergissing – en dumpte het schrijversarchief op een zaterdagochtend in het muffe papierhok van de gemeentelijke milieustraat. ‘Dumpen’ is overigens niet het juiste woord: het uitpluizen van mijn archief - blaadje voor blaadje afwegend of het wel of niet weg mocht - temidden van een berg bijzonder interessant materiaal dat door andere mensen zoals ik met pijn in het hart was achtergelaten, was een tijdrovend proces. Uiteindelijk verliet ik uren later het papierhok, met slechts een vuistdikke stapel knipsels (over mijn favoriete schrijvers die echt niet wegmocht) en nog drie plastic tasjes met paperassen, die ik tijdens de schifting tussen het oud papier had ontdekt.

Na de schrijvers kwam mijn fascinatie voor de fotografie. Alles bewaarde ik, van Berenice Abbott tot Garry Winogrand, maar dan niet in keurige mapjes, maar alles door elkaar, in kartonnen en plastic dozen. Als ik een greep in een van de dozen doe en er een artikel uitvis – over Diane Arbus bijvoorbeeld, of over William Eggleston – dan denk ik: waarom zou ik dit bewaren? Wat staat er in dat ik nog niet weet? Er zijn bibliotheken waar ik hetzelfde artikel kan terugvinden en dezelfde informatie staat ook op internet. Maar dan denk ik: hoeveel ruimte neemt zo’n krantenknipsel nou in? Het is een fractie van een mm dik! Bovendien is het altijd handig om het zelf in huis te hebben. En dan gaat het terug in de doos.

Een tijdje geleden zag ik een tv-documentaire. Mensen met een vorm van Obsessive Compulsive Disorder (OCD) leefden in een huis vol troep en konden daar geen afstand van doen. Sommigen hadden hun bankstel al jaren niet meer gezien: het zat ergens verstopt onder een berg rotzooi. Onder begeleiding van een psycholoog leerden de mensen om dingen weg te gooien. Maar dat ging niet zonder slag of stoot: zelfs over een folder van de plaatselijke pizzeria moest worden gediscussieerd: de vrouw met OCD vond de foto van de pizza met salami wel erg mooi. Het was schokkend. Vooral omdat ik die vrouw een beetje begreep.

Ik leid niet aan OCD, maar als ik mezelf uitdaag en zeg: ‘nou, gooi het dan weg!’ dan moet ik schaamtevol toegeven dat dat niet lukt. ‘Het komt vast nog eens van pas, ooit’, is zo’n krachtig argument, dat het alle initiatieven om het archief af te voeren in de kiem smoort.

En toch ga ik het proberen! Deze weblog gaat me daarbij helpen. Het zal misschien jaren gaan duren, maar knipseltje voor knipseltje zal uit het archief verdwijnen. Hoe? Gewoon, door er over te schrijven. Want daar ligt de oplossing van het archief-probleem: ik moet het moment dat het krantenknipsel ‘ooit’ van pas komt zelf creëren. ‘Ooit’ is nu! Zo simpel is het. Daarna kan het knipseltje weg. Denk ik.

3 februari 2009

 

VERSCHEUREND

De laatste tijd zwerf ik veel over straat. Voor BED. Dan vind je nogal eens wat. Muntgeld bijvoorbeeld, maar ook fotootjes, zoals deze. In drie losse stukjes. Ik vond eerst het snippertje met de mond, de twee andere stukjes binnen een straal van twee meter er omheen. Een meisje. Een kind nog.

Waarom verscheurt iemand een foto van een kind? Een moeder doet zoiets niet. Een vriendin? Dat zou kunnen. Uit jaloezie, uit haat. Of misschien had het kind toch al een vriendje en is het uit. Liefdesverdriet. Blijkbaar was weggooien alleen niet voldoende. Eerst het rechteroog er af, daarna het restantje nog in tweeën. Een bewuste handeling. Misschien heeft het meisje het zelf gedaan. Uit schaamte: op een bepaalde leeftijd vind je jezelf als kind maar stom. Of misschien heeft iemand de foto verloren en was de vinder zo teleurgesteld dat hij de foto verscheurde.

Jaren geleden trad Koos Alberts op tijdens de Nijmeegse Vierdaagse. Vanuit zijn rolstoel zong hij zijn hit: "Ik verscheurde je foto..." In het publiek - afgepeigerde Vierdaagse lopers - stond een grapjas op, die met theatrale bewegingen de publiciteitsfoto van Koos in tientallen snippers veranderde. Koos zag het, maar zong dapper door, zijn stem nog klaaglijker dan anders.

Foto's verscheuren maakt me triest. Dat doe je niet. Niet als er iemand op staat. Een foto van een fruitschaal of een landschap verscheuren doet me niets, maar een portret...

2 februari 2009

 

KREDIETCRISIS

Vroeger was het aanvragen van een lening zo gepiept, nu zit je baasje urenlang te bakkeleien om een paar extra pegels...

10 januari 2009

 

BLOED

Het is glad buiten en op de perrons. Aangevroren sneeuw. Op het station worden reizigers via de omroepinstallatie gesommeerd om vooral voorzichtig te zijn. In de voetgangerstunnel vormen twee NS-vrouwen een levende barricade, hun benen in lichte spreidstand. Ik denk even dat ze dat doen om een gevaarlijk gladde plek af te schermen. En in feite is dat ook zo: er ligt bloed in de tunnel, nog gladder dan ijs.

De vrouwen hebben hun dienstschoenen zorgvuldig naast de rode spatten geplant. Veiligheid boven alles, moeten ze gedacht hebben, dus geen bloed aan de zolen. Ik zou, als ik hen was, nog wat verder van die bloedplas zijn gaan staan, want ook al zie je geen bloedspatten op die tegelvloer, ze zijn er wel, hele kleintjes. Eén van de vrouwen draagt een EHBO-koffertje onder haar arm, maar dat is overbodig: de gewonde is nergens te bekennen. En ook geen dader, want dit is niet het gevolg van een simpel verkoudheids-bloedneusje.

Het is een raadsel hoe de bloedplas daar is gekomen. De hele tunnel is verder vrij van bloed. Eén rake klap onderaan de trap, een korte maar hevige bloeding en daarna gewoon naar huis? Of zaten dader en slachtoffer nog achter elkaar aan en is de strijd buiten beslecht? Bloedvlekken in de sneeuw, die zie je in ieder geval wel heel goed, ook de hele kleintjes.

8 januari 2009

 

JANS EN DE KINDEREN

Freelance fotograaf Jean-Pierre Jans zal niet langer door de Volkskrant worden gevraagd om plaatjes te maken. Jans heeft een beetje te veel zijn best gedaan om mooie foto’s aan te leveren. En als persfotograaf moet je dat niet doen. De werkelijkheid is al mooi (of lelijk) genoeg.

Jans maakte een foto van een meneer die dierengeluiden opneemt en een voorbijtrekkende roedel reeën. Niks mis mee, alleen viel het oplettende lezers van de Volkskrant op dat de ree rechts wel erg veel lijkt op de tweede ree van links. Copy – paste dus...

Jans heeft een verklaring: “Bij de foto van de reeën zaten twee weken tussen bewerken en opsturen naar de krant. In die tijd hebben twee familieleden van me met mijn computer zitten fotoshoppen.” Volgens NRC Handelsblad gaat het om twee neefjes. Door twee irritante kinderen kan Jans zijn carrière als geloofwaardig nieuwsfotograaf wel vergeten.

Naast de reeënfoto werd nog een aantal foto’s van Jans onderzocht door het Nederlands Instituut voor Digitale Fotografie. De uitslag: met al de foto’s was gerommeld. Sporen van ‘knippen en plakken’ in de andere foto’s wijt de fotograaf aan zijn onhandigheid met de software. Onhandigheid met de software? Dus als hij een Photoshop wizard was geweest was hij misschien nooit betrapt? Eigenlijk moeten we die neefjes maar heel dankbaar zijn.

20 december 2008

 

TE LAAT

Meestal ben je te laat met fotograferen.

Je hebt geen camera bij je, of je bent te traag met het grijpen van je toestel, het verwijderen van de lensdop, het inzoomen, het scherpstellen...

Moment voorbij.

Jammer.

Het leven gaat te snel en als het moment voorbij is, besef je pas wat een prachtige foto dat had opgeleverd.

Zelfs met dingen die langzaam gaan, kun je te laat zijn. Meestal komt dat door uitstel, want van uitstel komt afstel.

Afgelopen zondag sneeuwde het. Maar liefst zeven centimeter. Voldoende voor een sneeuwpop. Parmantig stond hij in het licht van de straatlantaarns. Mooi voor een foto... maar ach, dat doe ik morgen wel.

De volgende ochtend stond de sneeuwpop er minder florissant bij.

Onderdanig boog hij zijn witte hoofd naar de voorbijgangers, net op tijd voor de foto.

26 november 2008

 

PIJPETUITJE

Pijpetuitjes... pijpe-tuitjes.

Ze bestaan echt. In de Brusselse Marollen, op het Vossenplein, vind ik dit doosje. Het lijken surrealistische objecten, sculpturen van Magritte. Een grafkist voor je pijp. Ze zijn vast niet echt.

Ceci n'est pas un cercueil.

4 november 2008

 

ARTIESTENNAAM

Sommige kunstenaars worden geboren met een naam die vraagt om beroemd te worden: Pablo Picasso, Salvador Dali, Karel Appel, maar ook sommige fotografen hadden mazzel met hun naam: Martin Parr, Robert Frank, Jeff Wall. Lekker simpel, een naam die klinkt als Coca Cola. Misschien moet ik mijn naam veranderen. Mijn naam onthoudt geen hond. Aan de andere kant, Amerikanen vonden mijn naam altijd erg interessant, omdat hij zo onuitspreekbaar voor ze was. Heel wat vrouwen hebben in licht aangeschoten toestand, hun felrood gelakte nagel op mijn batch, mijn naam staan brabbelen op de openingsreceptie van het zoveelste congres. Voor iemand als ik, die altijd tekortschiet in small talk op recepties en party’s, is mijn obscure naam een welkom onderwerp, ook al leverde het niet meer op dan stompzinnige pogingen en gegiebel. Ik dronk ondertussen witte Chardonnay, altijd maar Chardonnay en keek naar hun borsten. 'You're such a nice man,' zeiden ze daarna en we bleven elkaar de rest van het congres vriendelijk begroeten. 'That’s the guy with the funny name.' Misschien is mijn naam eigenlijk wel goed…

2008

 

ZITTEN

In winkels mag je vaak niet fotograferen. Dat is vreemd, want je zou zeggen dat er niks te verbergen valt. Bij meubelzaken mag je vaak wel fotograferen. De verkopers weten inmiddels dat veel mensen niet over een nacht ijs gaan. Ze maken graag een foto van het meubelstuk wat ze op het oog hebben, om er thuis nog eens naar te kijken, of het qua kleur past bij de rest. Of ze fotograferen het om de levertijd van 3 maanden te overbruggen, om niet te vergeten wat ze gekocht hebben. Ik fotografeer ook graag in meubelzaken. Vanwege het gedrag van de klanten, hoe ze bewust bezig zijn met zitten, in hun dikke winterjassen...

2008

 

FOTOSCHRIJVERS


Mijn boekenkast ziet er nogal verdacht uit. Heel wat boeken dragen op de rug een icoontje (meestal een pistooltje of een doodskop) of een sticker met een auteursnaam. 'Gejat' zie ik wel eens mensen denken, maar ik heb ze eerlijk waar van de bibliotheek gekocht, tijdens de opruiming van afgeschreven boeken. 
Eens kocht ik een boek over Paul McCartney en Wings. Het zag er nog redelijk uit, maar thuis ontdekte ik waarom het was afgeschreven: iemand had Linda bepaalde woorden in de mond gelegd.

Teksten schrijven op afbeeldingen, sommige mensen kunnen het niet laten. Als kind tekende ik brillen, snorren en baarden op vrijwel alle portretfoto's in de krant, maar omdat iedereen dan op elkaar ging lijken, ben ik er maar mee gestopt. 

In de etalage van het Graphic Design Museum in Breda worden fotoschrijvers in de watten gelegd. Ze mogen straffeloos hun teksten op forse billboards krabbelen. Gelukkig is de inkt uitwisbaar, want meestal zijn de creaties nogal flauw. Maar deze, op de poster van de John Everett Millais-tentoonstelling in het Van Gogh Museum in Amsterdam, mag van mij met permanente inkt.

2008

 

VERMIST

Er hangt een A-viertje aan de buitenkant van de telefooncel. Een 74-jarige vrouw wordt vermist. Weggelopen. Dat ze dat vaker heeft gedaan, wordt op de grote foto getoond. Ze draagt zelfs een veiligheidsvestje. Maar nu is ze kwijt. De veel kleinere portretfoto, die eigenlijk belangrijker is, staat eronder. Hoewel het hier zelden regent, is de goedkope inkt uitgelopen, uitgewist, zoals het geheugen van deze vrouw, die aan Alzheimer lijdt. 
Ze is nu een week weg. 
Maar misschien is ze al weer gevonden, zit ze weer veilig in het tehuis... 

Plakkers van dit soort A-viertjes gaan nogal slordig om met hun doelgroep. Dankbaar maken ze gebruik van de betrokkenheid van toevallige passanten, en verstoren ze de (gemoeds)rust van vakantiegangers door ze te vragen alert te zijn, uit te kijken naar weggelopen poezen of, in dit geval, demente oma’s. Daar is op zich niets mis mee, maar om ze vervolgens in het ongewisse te laten, is niet zoals het hoort. Elke dag een update is zeker gepast. Dus: vermelding van de datum en de mededeling: 'nog steeds vermist' of 'weer veilig thuis!' Dat getuigt van respect en houdt het publiek scherp. 

Weer thuis lees ik op internet dat Ada Bellardi nog steeds spoorloos is.

augustus 2008

 

NB. De vrouw werd begin oktober 2009 dood gevonden. Iemand die op zoek was naar paddenstoelen ontdekte haar stoffelijk overschot. Ze is waarschijnlijk niet door geweld om het leven gekomen.

 

POEZIE

augustus 2008

 

VAKANTIE-ETEN

Wat is dat toch, dat ik op vakantie altijd m'n eten fotografeer? Niet alleen op het terras van een romantisch restaurantje (dan was het nog te begrijpen). Nee, ook m'n plastic bord op de camping, met fusilli, prosciutto (ham), een paar tomaten met blaadjes basilicum en een stuk komkommer wordt vastgelegd. 
Het moet iets met de vakantie te maken hebben, niet met het eten, want hoe mooi de compositie ook is, thuis fotografeer ik nooit m'n bord.

augustus 2008

 

FOTOSLIPPER

Zul je altijd zien: ben je net op vakantie, gaan je badslippers kapot. Gelukkig, in de hypermarché was er volop keus. Geen saaie rubber zooltjes, maar slippers met fotoprints: kun je douchen op bierglazen, plakjes kaas, blote mannen, of mobiele telefoons. Lachen.
Alleen zie je er niets van als je ze aan hebt.

augustus 2008

 

CABINE (2)

Ik kan het niet laten: iedere keer als ik langs een fotocabine loop, tuur ik naar de grond, op zoek naar een verloren of weggegooid pasfotootje. Het is vergeefse moeite. Sowieso worden fotocabines in Nederland nauwelijks gebruikt (zie CABINE, hieronder), maar mocht er al iemand een fotootje hebben laten vallen, dan is er direct een heel leger verzamelaars en kunstenaars me voor. Na films als 'Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain' en kunstenaars als Joachim Schmidt, worden zelfs de meest onbeduidende fotosnippertjes opgeraapt en als kostbaar kleinnood bewaard of als hedendaagse kunst tentoongesteld. 
In het buitenland is er meer kans op geluk. Deze vond ik in Parijs, bij Gare du Nord, nog geen tien minuten na aankomst in de stad. Prachtig hè? Eigenlijk moet ik ’m niet laten zien. Straks gaat u ook nog lopen turen.

2008

 

KAPSALON (2)

Het is te prijzen hoor, die werklust van sommige ondernemers. Alles pakken ze aan om geld te verdienen. Maar er zijn professies die je wat mij betreft beter niet kunt combineren. Restaurateur en kapper bijvoorbeeld. Voedsel en haar is geen fijn duo. Maar misschien komt het door mijn traumatische ervaring dat ik kriebels in mijn keel krijg van dit affiche bij een Rotterdamse snackbar. 

Vroeger hield ik van glacés, van die roze koeken. In de supermarkt hadden ze alleen van die kinderachtige kleine roze koeken, maar mijn broer wist een winkeltje waar ze ouderwets grote verkochten. Van die joekels, met een doorsnede van wel 12 cm en een dikke laag glazuur. Zo af en toe nam hij er een paar mee. Totdat ik ontdekte dat 'het winkeltje' een kapperszaakje was, waar de kapper zijn vingers zorgvuldig door het schaarse hoofdhaar van bejaarde dorpsbewoners liet gaan en af en toe in de lucht knipte. Bij elk geklingel van de deurbel onderbrak hij zijn werk om de leerlingen van de school aan de overkant te helpen aan salmiakknotsen, schuimblokken of snoeppapier. En roze koeken natuurlijk, uit een grote kartonnen doos. 

Toen ik bij de snackbar naar binnen keek, ontdekte ik nergens spiegels of kappersstoelen, geen foto’s van vlot gekapte modellen. Er hingen wel foto’s, maar die waren van de vette happen die in de vitrine eronder lagen uitgestald. Ook Kapsalon. Klein, groot, middel. Het is de naam van een gerecht. Bedacht door een kapper, dat wel. In het aluminium bakje zit shoarma, friet, kaas, rauwkost en saus. In Rotterdam is het een hit, maar ik krijg er jeuk van.

2008

 

CABINE

Je ziet ze nog wel, die kleine cabines waar je voor een paar euro een pasfoto kunt laten maken, maar in Nederland zijn er maar weinig mensen die er gebruik van maken. Ja, jolige lieden, die willen nog wel eens met meerderen gelijk in zo’n hokje kruipen voor een grappig bedoelde foto, maar voor een serieuze pasfoto moet je hier niet zijn. Ook al beweren de teksten aan de buitenkant van de cabine het tegendeel, in de meeste gevallen komt er een foto uit die geen schijn van kans maakt bij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand (zie NEUTRAAL, hieronder). Bovendien zit je vaak een beetje in de kijkert. De cabines staan vaak op drukke locaties en het in je eentje achter het gordijn verdwijnen heeft toch iets van het betreden van een biechtstoel, of het bezoek aan een dame van lichte zeden.
Op het centraal station van Rotterdam staan er ook twee, een beetje verscholen en met lange gordijnen voor de deuropening, dus over gebrek aan privacy valt niet te klagen. De hokjes worden dan ook regelmatig gebruikt om in te overnachten, drugs te gebruiken, te toiletteren of seks te hebben. Soms wordt - tegen beter weten in - het geldlaadje opengebroken. Pasgeleden was het ook weer raak: het metalen deurtje was met grof geweld uit z’n scharnieren gerukt. Te veel privacy, moet de exploitant van de cabines gedacht hebben, want een dag later waren de gordijnen drastisch ingekort.
En zie: plotseling waren er toch ineens mensen die zich lieten fotograferen. Een beetje onwennig, dat wel. De man links heeft niet door dat het krukje in hoogte instelbaar is, zodat lange mensen niet alleen met hun kin op de foto komen en korte mensen niet alleen met een plukje haar. De man zweeft met z’n billen boven het krukje. Ik weet niet of u die Franse campingtoiletten kent, maar zo’n houding houd je niet lang vol. Het vereist enorm veel spiercontrole om je hoofd secondenlang exact op dezelfde hoogte te houden, precies voor het venstertje met de lens. Geleidelijk zakken zijn billen omlaag en wanneer ze in contact komen met het koude staal van het krukje, veert hij weer omhoog. Natuurlijk gaat juist op dat moment de flits. En dat is de derde reden om die hokjes te mijden: het portret van een kampeerder die zit te poepen op een vies toilet, zo’n foto wil toch niemand?

2008

 

TRUCJE


Natuurlijk, in het begin had het wel degelijk gewerkt. Hij was de enige die het kon: zonder aanloop, zonder trampoline, een salto maken. Hij draaide er z'n hand niet voor om. Je kon, bij wijze van spreken, met hem staan kletsen en dan plotseling, zonder dat je het zag aankomen, trok hij venijnig zijn schouders naar zijn voeten en had hij z'n draai weer gemaakt. 
Als je iets te vaak ziet, verliest zelfs het mooiste kunstje z'n magie. Ze keek nog wel naar z'n salto's en z'n achterwaartse salto's, maar echt boeiend vond ze het niet meer. Het viel hem op dat de bewondering uit haar ogen was verdwenen. Af en toe kwam hij naar haar toe en klemde haar gezicht in zijn zanderige handen. 'Tu vas bien?' 
Ze knikte. En dan liep hij weer naar de rand van de zandbak en saltode geroutineerd naar achteren, tot het tijd was om naar huis te gaan. Steeds vaker dacht ze aan jongens in de klas die niets speciaals konden.

2008

 

GARAGEDEUR

Foto uit: Grand Foulard 

Ik heb iets met garagedeuren. 
Als kind bekraste ik eens de garagedeur van meneer en mevrouw de Kok, die op de hoek woonden, aan het eind van de brandgang. Het waren een beetje chique mensen, hoewel ze in eenzelfde soort huis woonden als wij, maar dan wel een hoekwoning, met een garage. Ze hadden geen kinderen, maar meneer de Kok had wel een elektrische trein op zolder, maar die heb ik nooit gezien. 
Mevrouw de Kok kwam bij m'n moeder op bezoek om te praten over de bekraste garagedeur. In plaats van straf kreeg ik een oranje-gele bulldozer, van het merk Tonka. 

Ik weet niet hoe ze erachter gekomen is, dat ik het was, van die krassen. Misschien was ik zo naïef om m'n naam in de verf te kerven, misschien heeft ze een vriendje in z'n nekvel gegrepen en net zolang gemarteld totdat hij uit de school klapte. 
De goede band die mevrouw de Kok met m'n moeder had, heeft me waarschijnlijk eenzelfde lot bespaard. 

Met die bulldozer heb ik niet veel gespeeld. Hij gaf me een verkeerd gevoel. Soms voel ik het nog, als ik naar een garagedeur kijk.

2008

 

MAGRITTE

Een hele verademing, na al dat fineer van de caravan. Goed, voor die jasjes moet ik nog een kast maken. Ooit. Maar misschien laat ik het zo. Tenslotte heeft niet iedereen een Magritte in huis.

2008

 

IKEA KUNST

In de stacaravan - volgens de brochure is het een chalet, maar het is een stacaravan, gemaakt van houten planken van kunststof - is zeggen en schrijven één kunstwerk te vinden. Althans, als je de poes van wit aardewerk in de fineer wandkast niet meetelt. Het is een foto van twee waterlelies op een platte schaal. Het heeft de uitstraling van een foto op linnen, maar als ik het ding van de muur haal, zie ik dat het papier is dat op een kader van MDF is geniet. Op de achterzijde staat:
design copyright the Art group limited, London
Printed in England
Agnaryd
701.200.04 
39 x 49 cm, 15 1/4 x 19 1/4 "
Made in Poland
Inter IKEA systems BV, 1999
Lotus Flowers, Niall McDiarmid / Alamy,
een aantal stempels van kwaliteitscontroleur 88-J
en een streepjescode. 
Kunst van IKEA.

Ik weet het, met kunst moet je niet te snel oordelen. Soms wordt een kunstwerk pas na langdurige aanschouwing interessant. Het rood van Newman's 'Who's afraid of red, yellow and blue' wordt pas indrukwekkend nadat je minutenlang naar het werk hebt gestaard en vervolgens wegzakt in een zee van rood. Hetzelfde geldt voor de schilderijen van Mark Rothko en naar het blauw van Yves Klein kun je wel blijven kijken.

Ik heb het met de twee lelies ook geprobeerd. Ik zat bijna drie maanden in die caravan (in afwachting van de oplevering van ons nieuwe huis), dus ik had alle tijd, maar de lelies bleven lelies. Geen enkele emotie kwam bij me op, ik voelde niets. Of toch...

De lelies herinnerden me aan de dia's die de Nederlandse televisie in de jaren zestig en zeventig gebruikte om de pauze tussen twee programma's op te vullen. Er was niet veel keus. Je had een vrouw met een bos rozen en een vrouw met een tennisracket.
Briljant gekozen plaatjes, want ook al duurde het wachten soms uren, de vrouwen hielden je met hun hypnotiserende glimlach in toom.

Nu ik uit die caravan weg ben, mis ik af en toe de waterlelies van IKEA. Er was iets met die foto. Saai? Misschien, maar een gezin drie maanden lang rustig houden in een caravan van drie bij zes meter is ook kunst.

2008

 

GEMISTE KANS

Een paar jaar geleden ben ik er wel eens met de fiets doorheen gereden, door de camping waar ik de laatste drie maanden heb gewoond. Toen leek het de ultieme locatie voor een fotoreportage; een reportage waar Volkskrant Magazine en NRC's M om zouden vechten...
De poging van de campingbewoners om met pergola's, Mexicaanse barbecues, partytenten, fineer en kunststof een paradijs op aarde te creëren was aandoenlijk èn hilarisch.
'The last resort' van Martin Parr bleek nog te bestaan.

De verwachtingen waren dan ook hoog gespannen. Alles zat mee. We kwamen er aan in maart, toen de camping er stil en verlaten bij lag. Een troosteloze verzameling kunststof dozen, een kerkhof van PVC.
De overgang naar de lente was prachtig: bewoners leken uit het niets tevoorschijn te komen, begroetten elkaar vol bravoure. De hogedrukspuiten kwamen uit de schuurtjes, de tuincentra werden leeggekocht. En in mei was iedereen klaar voor een prachtige zomer. Het zwembad ging open. In de kantine werd gerikt, gejokerd en geklaverjast. Er was kinderdisco, een biljarttoernooi, line dancen en bingo. De speaker die de evenementen door de luidsprekers over het terrein liet schallen, zweeg geen dag.
Maar ik liet het allemaal aan me voorbijgaan.

Ik kon het niet.
Ik kon het niet fotograferen.
Als je er deel van uitmaakt, blijkt het niet zo eenvoudig.
Maar het kan natuurlijk ook meespelen dat Ron, mijn overbuurman op de camping, in één keer twee zakken siergrint van 50 kg uit z'n busje van de zaak kan tillen.

2008

 

SAAI (2)

Een Belgische fotocriticus heeft eens uitgerekend dat wij op één dag meer beelden (foto's, illustraties) zien, dan iemand uit de veertiende eeuw gedurende zijn hele leven...
Dat verschil moet nog groter, moet de HEMA gedacht hebben. Ze bieden een nieuwe printservice aan: naast foto’s op mokken, placemats, wandklokken, schoudertassen, telefoon/mp3-tasjes en lampenkappen, zijn er nu ook tuinposters.
Ja, u leest het goed: tuinposters. Water- en UV-bestendig.
Portretten aan de schutting, stadsgezichten tegen de schuur, stillevens aan de waslijn, natuuropnamen in de borders, zonsondergangen op het terras. Bestellen die tuinposters! Want de echte natuur, da’s natuurlijk oersaai om naar te kijken.

2008

 

KAPSALON

Rechtsboven me, aan het plafond, hangt een televisietoestel. Een natuurreportage. Ik hoor: 'De buffelstier blijft wel drie dagen bij het vrouwtje rondhangen, in afwachting van haar toestemming om te paren. In die tijd eet hij nauwelijks en kan hij wel tot 90 kg van zijn gewicht verliezen.'

Ik zou wel een blik op de tv willen werpen, maar de kapper staat fanatiek met zijn scheermes te zwaaien, dus kijk ik maar naar voren, in de spiegel, naar mijn steeds kaler wordend hoofd en ik vraag me af hoe ze dat hebben bepaald, dat van die buffelstier en z'n gewichtsverlies.

2008

 

BOULEVARD DE VERDUN

Langs de grauwe boulevard de Verdun valt eigenlijk niets te zien. Elke afleiding is welkom. In de verte: een blauw zwaailicht! De brandweer! De pas versnelt ongemerkt. Een brand kan snel om zich heen slaan, kan snel geblust zijn, dus elke seconde telt. Maar het valt tegen: slechts een rood busje en twee mannen, niet eens in vol ornaat. Eén ligt er op de grond, half onder een auto. Er staat een mandje paraat. Het zal toch niet waar zijn he? De brandweer uitgerukt voor een kat… De man kruipt overeind. Hij kijkt niet blij. Ook hij blust liever een fikse brand, dan dit kinderachtig gedoe. Hiervoor is hij geen brandweerman geworden. Hij cirkelt rond de auto, op zoek naar de kortste route naar z’n prooi. Met z’n stok-annex-wurgstrop duikt hij onder de neus. Het beest zit in de wielkast, onbereikbaar voor de stok. “Merde!”vloekt de man onder de auto en z’n collega haalt een zaklamp om de hopeloze situatie mooi uit te lichten. 

Een vrouw op veel te hoge hakken heeft een schoteltje melk gehaald, uit één van de grauwe huizen langs de boulevard. De wind blaast de helft van het schoteltje en de andere helft loopt op het asfalt als ze het onder de auto wil zetten en ze door haar enkels zwikt. Een wit spoor loopt langzaam tegen het dijbeen van de brandweerman. 

Ze verliezen hun geduld. De eigenaresse van de auto wordt verzocht om langzaam achteruit te rijden. De inmiddels verzamelde menigte kijkt met ingehouden adem toe, verwacht elk moment een door merg en been gaand gekrijs en dik bloed dat langzaam uit de wielkast druipt, maar het blijft stil. De vrouw in de auto moet naar rechts draaien en naar links en dan blijken het toch vakmensen te zijn, want binnen twee seconden zit de kat in de strop en weer twee seconden later in de mand. 

'Wat gaat u met 'm doen?' wil de vrouw van de melk weten.
'Naar het asiel,' zegt de brandweerman emotieloos en hij ploft de mand, de strop en de zaklamp in het busje. Ze hebben nog meer te doen.
De vrouw wiebelt met haar enkels.
Het asiel.
Ze probeert nog een blik op de kat te werpen, maar de luchtgaatjes zijn te klein. Ze knikt. Ja, dat is misschien maar het beste. Het was ook wel een heel vies beest.

2007

 

NEUTRAAL

Ik had het goed voorbereid, de vernieuwing van m'n rijbewijs. Ruim van tevoren had ik op www.paspoortinformatie.nl alle instructies voor de pasfoto nauwkeurig doorgenomen. 

'Om een succesvolle (geautomatiseerde) gezichtsherkenning tot stand te brengen is het noodzakelijk dat er recht in de camera wordt gekeken met een neutrale uitdrukking en een gesloten mond. Breed glimlachen of een open mond is niet toegestaan. Dat wil niet zeggen dat er nors of stuurs gekeken hoeft te worden.' 

Op weg naar de fotograaf begon ik al met neutraal kijken. Dat is niet zonder gevaar, want neutraal kijken, merkte ik, gaat gepaard met onoplettendheid. Een neutrale blik duidt op gebrek aan concentratie, een soort afsluiten van de omgeving. Bijna reed ik een bejaarde vrouw van haar rollator (en dat met een bijna verlopen rijbewijs op zak).

Ik ken de fotograaf vrij goed. Het is een aardige kerel. We maken altijd een praatje, vooral over fotografie. 'Gaat het wel goed met je?' vroeg hij, 'je kijkt nogal... ik weet het niet... aangeslagen?'
'Neutraal,' zei ik, 'ik kijk neutraal, voor de pasfoto.'

De fotograaf had alle tijd. Hij keuvelde maar door, maar ik liet me niet van de wijs brengen. Op het krukje hoefde hij geen enkele instructie te geven. Ik zat rechtop, met onbedekt, niet gekanteld, recht naar voren gericht hoofd. Mijn ogen stonden in een horizontale lijn, mijn mond was dicht, mijn blik neutraal. Ik keek niet nors of stuurs, want dat hoeft niet. Eén druk op de knop was voldoende. Ik wilde gaan staan, maar met een handgebaar hield hij me tegen.
'Een beetje lachen mag.'
Ik twijfelde. De RDW schreef duidelijk 'neutraal' voor, maar de fotograaf keek zelfverzekerd en ik trok m'n oude vertrouwde pasfoto-gezicht.
'Die is beter,' zei hij beslist.
Ik keek mee op het display. Hij had gelijk. 'Neutraal' lijkt op een masker, een dode chauffeur. Iemand met zo’n gezicht zie je liever niet achter het stuur. Spookrijders kijken zo. Ik nam de glimlachende versie en haastte me naar het stadhuis, want ze waren op vrijdag alleen 's ochtends geopend.

De rij wachtenden was enorm. Het leek alsof iedereen tien jaar geleden z'n rijbewijs had gehaald. Een paar minuten voor sluitingstijd was ik aan de beurt. De baliemedewerkster keek verbaasd naar de foto. Ze wilde ’m afkeuren, ik zag het. Net voordat ze me aankeek, forceerde ik een zwakke glimlach. Ze keek me strak aan, maar ik hield vol. Sommige mensen glimlachen als ze neutraal kijken.
'Over vijf werkdagen klaar. Zesenveertig euro.'
Ze keek nors, zij wel.

2007

 

SAAI

Af en toe koop ik een foto of ansichtkaart op Ebay of Marktplaats. Het staren naar de oneindig lange reeksen met minuscule afbeeldingen, op zoek naar dat ene interessante fotootje, is verslavend. Nog één pagina, dan stop ik, nog ééntje, dit is echt de laatste... Het gaat om kleine bedragen, maar de aankopen worden door de internethandelaren met de grootste zorg verzonden. Ter versteviging van de envelop wordt er een stuk karton meegestuurd, geknipt uit een pak soep, corn flakes, of hagelslag. Je leert dus ook nog iets over het consumptiegedrag van de ansichtkaartenverkopers. Er zijn ook handelaren die als versteviging onverkoopbaar geachte kaarten gebruiken, met een afgescheurd hoekje, plakbandresten, of punaisegaatjes. Een enkele keer zit er een ansichtkaart bij waar ogenschijnlijk niks mis mee is, behalve dan dat het onderwerp zo saai is, dat niemand die kaart ooit zou kopen, denken ze. Dat is een misvatting. Saaie kaarten zijn big business. Hoe minder spectaculair, hoe beter. Kale vlakten, troosteloze gebouwen, grijze luchten. Less is more. Dat is het Martin Parr effect. Sinds hij 'Boring Postcards' uitgaf, speuren koopjesjagers het internet af op zoek naar foto’s die in dat boek niet zouden misstaan. Laatst ontving ik bij een aankoop, een kaart van een midgetgolfbaan als versteviging en kort daarop weer één. Toen had ik er twee, en dus een probleem, want twee is een verzameling. Vanaf dat moment moet ik dus ook speuren naar kleine strookjes terra cotta in een groen rechthoekje, dat na aanklikken in sommige gevallen inderdaad een midgetgolfbaan blijkt te zijn. Ik heb er nu twaalf. Te weinig om er een boekje mee samen te stellen, te veel om er mee te stoppen. Ik zoek dus ijverig verder. Ik beperk me tot kleurenfoto’s, want er zijn grenzen: zwart-wit is wel erg saai.

2007

 

HOBBY

De meeste hobbies zijn onschuldig. 
Natuurlijk zullen de huisgenoten van de postzegelverzamelaar, de pottendraaier, of de orchideeënkweker soms klagen dat er te veel geld en tijd in de liefhebberij gaat zitten, maar verder heeft niemand er last van. 
Anders wordt het, wanneer je vader een Oldsmobile Cutlass uit 1964 heeft en je achterin moet gaan zitten, op een Amerikaanse vlag, terwijl hij, voor z'n hobby, tergend langzaam langs starende toeschouwers en vervelende fotografen rijdt.

2007

 

DOOD?

Is hij dood? Hij lijkt dood. Althans, zo zien doden er in films uit, of op foto's. Ik heb te weinig ervaring met echte doden om het zeker te weten. Hij ligt er wel heel vredig bij, in z'n keurige donkere pak. Zelfs de auto werkt mee. Hij is eenvoudig, maar donkerblauw en keurig gewassen. De man ligt er bijna bij als de doden op de foto's van Elizabeth Heyert, alleen zijn openstaande mond valt wat uit de toon. Ik blijf een tijdje staan kijken, want het blijft vreemd, een slapende of dode man 's ochtends om half negen in een drukke Rotterdamse straat. 
Misschien is het zo'n iemand als Will Smith in 'Pursuit of happyness'; straatarm, maar keihard werkend, op weg naar de top. Het enige dat hij bezit is de donkerblauwe auto en het nette pak. Het succes moet wel snel komen, want als je ook in je nette pak moet slapen, ziet het er al snel sjofel uit. 
's Avonds, als ik naar het station loop, is de auto weg. Pas enkele weken later wordt m'n vraag beantwoord: de auto staat er weer en opnieuw ligt de man met geopende mond achter het stuur. Gelukkig, hij was niet dood. 
Maar die wetenschap lijkt nu zonder waarde...

2007

menu